DwiBhumi is in 1999 op Bali opgericht door Aafke de Jong.
Nova Burdo-Marseline – artiestiek directeur / danseres / ondernemer
Sinds medio 2019 heeft Nova de dansgroep/het bedrijf doorgenomen van Aafke de Jong. Nova maakte al deel uit van Dwibhumi sinds 2014. Ze is opgegroeid in Jakarta, en ze danst Balinees vanaf haar 8ste. Sinds jaar 2000 woont ze in Nederland en is actief bezig met haar passie in Balinese dans (tevens ook alle andere Indonesische dans stijlen).
Ze geeft dansoptredens zowel binnenland en buitenland en geeft professionele danslessen/dansworkshops.
Nova leidt nu de dansgroep van DwiBhumi (traditionele Balinese dans), verzorgt culturele workshops, en is de artistieke drive achter de organisatie.
Sinds medio 2015 versterkt Arjanti Sosrohadikoesoemo DwiBhumi en mogen we ons met recht een team noemen. Arjanti richt zich met name op de organisatorische taken en de promotie en is tevens danser bij DwiBhumi.
Zij is museoloog (werkte o.a. voor het Wereldmuseum in Rotterdam en Museum Nusantara in Delft) en daarnaast zet zij zich in voor met name de Stichting Tong Tong (Tong Tong Fair, voorheen Pasar Malam Besar) en andere organisaties die een band hebben met Indonesië/ Nederlands-Indië.
Ze is van deels Javaanse komaf en een verre nicht van Raden Ayu Kartini. Al van kinds af aan heeft ze grote passie voor Bali.
Vanaf haar 8e jaar begon zij met Balinees dansen bij Ayu Putu Balimurni van dansgroep Diah Tantri in Den Haag en later nam zij ook les bij A.A. Ayu Bulantrisna Djelantik.
Het bleef niet bij dansen. Vanaf 1996 speelde ze bij de gamelangroep van Diah Tantri. Toen deze groep stopte in 2003, werd ze muzikant bij Sekar Alit in Museum Volkenkunde, Leiden. Sinds 2014 speelt ze ook in Javaanse gamelangroep ISTIKA in Wassenaar.
Aafke de Jong – Oprichtster DwiBhumi (1999-2019)
DwiBhumi is in 1999 op Bali opgericht door danseres, choreografe, Indonesiëkundige (specialisatie Balinese dans en cultuur), Aafke de Jong. Na haar studie aan de Rotterdamse Dansacademie (nu Codarts) vertrok zij naar Denpasar (Bali) om daar aan de Sekolah Tinggi Seni Indonesia (destijds STSI, nu ISI) te studeren. Ook nam zij les bij verschillende privédocenten, waaronder met name Ibu Jero Made Puspawati, de vrouw van één van de voormalige koningen van Denpasar (woonachtig in de Puri Ksatriya, één van de paleizen) en moeder van de huidige burgemeester van de hoofdstad. Sinds 2006 is zij verbonden als gastdocent Balinese dans aan Codarts Dansacademie.
In samenwerking met Museum Puri Lukisan en een twaalftal Balinese kunstenaars in Ubud, Midden-Bali, maakte Aafke een start met DwiBhumi. Na een aantal jaar verkreeg de organisatie een vermelding in de Lonely Planet. Sinds de bomaanslagen die Bali teisterden is DwiBhumi echter operationeel vanuit Nederland, omdat het op dat moment helaas niet meer mogelijk was de werkzaamheden voort te zetten in het museum. Het museum zet nu op zelfstandige wijze de workshops voort, met veelal nog dezelfde docenten als aanvankelijk.
Aafke studeerde in 1999 tevens af aan de Universiteit Leiden in de Indonesische talen en culturen.
Aafke leidde tot medio 2019 de dansgroep van DwiBhumi (traditionele Balinese dans), maakt hedendaagse dans (moderne dans) geinspireerd op Aziatische culturele en bewegingselementen, gaf/geeft lezingen, verzorgde culturele workshops, en was de artistieke drive achter de organisatie.
Ze geeft nu de lezingen over Balinese Dans en Cultuur bij Dwibhumi.
In de Moesson (het Indisch maandblad van Nederland) van deze maand (juli 2013, 58ste jaargang nr. 1) staat een artikel over Hotel Tandjung Sari in Sanur, Zuid-Bali. Brengt me weer terug naar 1993 toen ik voor het eerst naar Bali ging, pas afgestudeerd aan de Rotterdamse Dansacademie en nog vrij Bali-bleu. Naast m’n dagelijkse trainingen bij mijn docente Ibu Jero Puspawati in haar woning, de Puri Ksatrya aan de Jalan Veteran vlakbij het beroemde Bali Hotel in Denpasar, nam ik twee keer per week deel aan de openbare danslessen in het eerstgenoemde hotel.
De toenmalige leiding van Tandjung Sari, waar menig internationaal befaamd artiest ooit de nacht doorbracht, onder wie Ingrid Bergman, Mick Jagger, David Bowie, Ringo Star en Calvin Klein, had de lokale kunst en cultuur hoog in het vaandel staan. Zo herkende ik zelfs in de ietwat bewierookte documentaire ‘Bali, masterpiece of the gods’, uitgegeven door National Geographic in 1990, de unieke tegelvloer van het hotel, waarop zich in de film een dansscène afspeelt.
Het was een luxe setting. We kregen les in groepen oplopend in leeftijd en van de beste docenten. Mijn eigen docente Ibu Jero Made Puspawati zelf was altijd present. Daarnaast was er ook Ibu Agung Susilawati. Zij stond erom bekend dat ze de leerlingen nogal hardhandig – lees: niet meer zo van deze tijd – aanpakte. Zo ben ik ook een keer door haar gecorrigeerd, wat averechts uitpakte, want door haar duw kwam ik ten val (een teken dat ik inderdaad niet in balans stond, daarin had ze dan toch gelijk). Het uitzicht op zee maakte echter veel goed.
Maar nog belangrijker; de lessen werden live begeleid door een groep senior gamelanspelers uit de omgeving, in plaats van door het knarsende geluid van een verjaarde cassettespeler (cd’s waren er toen nog niet). Het orkest waarop ze speelden was een oud Semar Pagulingan-ensemble met een melancholische klank. Op deze manier had je iedere les het gevoel direct een optreden weg te geven, al was je nog maar halverwege het leerproces. De (misschien ingebeelde) kritische blikken van de muzikanten maakten dat je bijna iedere les met verhoogde hartslag nog meer je best pretendeerde te doen dan de keer daarvoor en de keer daarvoor. Bluffen is een tweede natuur van veel dansers.
Ook Bapak I Nyoman Rembang, betekenisvol componist, muzikant en instrumentmaker, was ook met enige regelmatig aanwezig. Voor mijn afstudeerscriptie voor de Universiteit Leiden in 1998 heb ik hem nog kunnen interviewen over liedteksten voor Legong Keraton-composities. Dat was slechts enkele jaren voordat hij overleed (in 2001). Aan hem verloor Bali wederom een innemend, bescheiden en talentvol kunstenaar.
Er was ook altijd wel publiek dat naar de lessen in Tandjung Sari kwam kijken. Hotelgasten of toeristen die toevallig een strandwandeling maakten, maar ook buurtbewoners, gluurden nieuwsgierig door de altijd half openstaande en door de zilte zeewind prachtig verweerde deur die rechtstreeks uitzicht bood op de Indische Oceaan. Ik heb een zwak voor alles dat oud is. Een museumdweper, zoals je zou kunnen vermoeden. Op Bali kun je jezelf dan ook al snel voor de gek houden. Door het vochtige tropische klimaat lijkt ook een paar maanden oud beeld daar al snel antiek.
Op de onderste foto staat Putu Evie Suyadnyani, in groen geblokte sarong en wit t-shirt. Toen nog een meisje van een jaar of tien en de sterdanseres van de groep. Ze blonk uit in de dans van de condong uit de Balinese hofdans Legong Keraton Lasem (ikzelf neem hier overigens even een pauze, zittend rechts achter naast een bevriende Japanse dansstudente). Het was hier overigens ook dat ik er, na enkele weken op Bali te zijn, achter kwam waarmee de danseressen voor een optreden de witte stippen op hun gezicht aanbrachten; met Pepsodent, (toen zowat het enige merk tandpasta)!
Zo’n tien later bracht ik nog eens bezoek aan het hotel om te kijken of er nog lessen werden gegeven. Dit was helaas nog maar mondjesmaat het geval. Maar het ergst vond ik dat de oude gamelan er niet meer stond. Veel spelers waren inmiddels overleden en er was weinig interesse onder de jeugd te bespeuren. Dat was overigens niet het enige dat er veranderd was. Ook reden er nauwelijks nog bemo’s in Sanur (soort bestelbusjes die dienen als openbaar vervoer, je houdt ze aan met je hand en als je wilt uitstappen roep je gewoon “stop, Pak!’). Destijds namen we voor tweehonderd Rupiah de bemo vanuit het Art Centre (Taman Budaya) in Denpasar en reden er in tien minuten naartoe.
Maar er was meer. Inmiddels bleek Evie goed en wel getrouwd met een muzikant/musicoloog uit Nieuw-Zeeland! Samen besloten zij een eigen conservatorium voor Balinese dans en gamelan op te richten in Sanur: Mekar Bhuana. Ze zetten zich in voor het behoud van dans- en muziekstijlen die verloren dreigen te gaan. Zo sporen ze antieke gamelans op die anders waarschijnlijk zullen worden omgesmolten tot een modern Gong Kebyar-orkest. Vervolgens restaureren ze de instrumenten en doen ze veldonderzoek naar het bijbehorende repertoire. Hier kun je als buitenlander ook lessen volgen.
De tijd staat uiteraard niet stil. Maar gelukkig zijn er ook die het belang van traditie voor het nageslacht inzien. Toch is het hotel zijn vroegere glans niet helemaal kwijt. Iedere eerste en derde zaterdag van de maand vindt er in de avonduren een dansvoorstelling plaats. En die is gelukkig niet alleen voorbehouden aan voor de gasten van het hotel, want een overnachting in dit romantische oord ligt voor de meesten onder ons buiten bereik van de portemonnee. Tenzij je ergens nog een oude sok hebt liggen.
Terugblik: Het Tong Tong Festival had in 2010 drie wereldberoemde Balinese dansmeesters te gast: Ida Bagus Oka Wirjana (1929), Jero Made Puspawati (1932) en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi (1939).
Aafke de Jong interviewde deze drie Seniman Tua, senior dansmeesters – onder wie maar liefst twee van haar docenten op Bali – in het Bibit-Theater, en maakte voor ‘De Sobat’, het magazine voor Vrienden van Stichting Tong Tong (jaargang14, nr. 3), een uitgebreid verslag, dat nu ook hier is terug te lezen.
Dancing out of Bali – Aarzelend loopt het gerenommeerde drietal door het smalle gangpad naar voren. Onder hun wollen winterjassen schijnt de zon: kleurrijke tempeldracht in fel oranje, paars en gouddraad. Het publiek, dat lang van tevoren al in grote getale is toegestroomd, verwelkomt hen met een luid applaus. De spanning is van de gebruinde gezichten af te lezen. Gracieus en met kaarsrechte rug nemen de dansers plaats achter de microfoon. Op tafel ligt het boek ‘Dancing out of Bali’, met op de cover een foto van danseres Ni Gusti Ayu Raka Rasmi uit 1952, in de rol van de kwaadvoorspellende zwarte raaf uit de hofdans Legong Kraton Lasem. Ze was toen slechts twaalf jaar.
Hindoeïstisch Bali – Ik besluit het interview te beginnen à la Jörgen Raymann, met de vraag: “Wie was uw moeder en wie was uw vader?”, in de hoop hen op een voor het publiek interessante en voor de hoofdpersonen gepaste manier te introduceren. De drie dansers komen uit totaal verschillende gezinnen, alleen al omdat zij een andere kaste-achtergrond hebben, wat in het Hindoeïstische Bali de sociale omgangsvormen voor een groot deel bepaalt. Hoe verschillend ook, bij alledrie waren het de ouders die hen van jongs af aanspoorden om te gaan dansen.
Ida Bagus Oka Wirjana – Ida Bagus Oka Wirjana (1929), alias Gus Aji Belangsinga, is afkomstig uit de hoogste kaste, Brahmana genoemd. Als hij hogepriester zou zijn geworden, vertelt hij, had hij geen (internationale) danscarrière kunnen nastreven. Hij somt de namen op van de landen waar hij al op het podium stond. De lijst is zo lang dat ik het met vertalen niet meer bij kan houden. Alleen Nederland stond nog op zijn wensenlijstje. Later, in het Bintang Theater, zal hij ons meerdere malen versteld doen staan. Boven de tachtig en nòg veert hij schijnbaar moeiteloos in en uit de kenmerkende kleermakerszit van de kebyar duduk, zoals de dans heet (duduk = zitten).
Kaste-systeem – Het Balinese kaste-systeem is een nogal gevoelig onderwerp en voer voor vooroordelen. Om de link naar dans en theater te maken, heb ik twee dansmaskers meegenomen; één van een koning en één van een dienaar. Gus Aji, die overigens van zijn twee vrouwelijke collega’s steeds de microfoon in handen gedrukt krijgt – hij is immers niet alleen de oudste van het drietal, maar ook nog eens een man èn afkomstig uit de hoogste kaste – staat op en pakt als eerste het masker van de Dalem, de vorst. Hij danst een korte, sierlijke bewegingsfrase die zacht voortkabbelt, maar tegelijkertijd de waardigheid van het karakter benadrukt. Daarna neemt hij het masker van de panasar, de dienaar, en houdt het voor zijn gezicht. Hij maakt een paar komische en ietwat ongecontroleerde bewegingen. De taak van de panasar is het vertalen van hetgeen door de hogere figuren gezegd wordt, maar ook het leveren van commentaar op wat er in de samenleving speelt. Gus Aji spreekt het publiek van achter zijn masker toe in opzettelijk gebroken Engels. Hiermee laat hij in een paar seconden op treffende wijze zien hoe de sociale hiërarchie ook in het Balinese theater speelt.
Raja of geen raja– Over het algemeen is het op Bali gebruikelijk dat iemand van hoge komaf ook in het theater de rol van de koning op zich neemt. In de praktijk blijkt echter dat als je als jaba, persoon uit de laagste kaste (sudra), kwaliteiten hebt om een elegante prins te vertolken, dit geen enkel probleem is. Andersom zijn er ook wel ksatrya’s, leden van de vroeger regerende kaste en krijgers, die, wanneer zij een bijzonder gevoel voor humor blijken te bezitten, de ‘gewonere’ clownsrollen op zich nemen. Voor de Balinezen is het concept dat alles afhankelijk is van desa (plaats), kala (tijd) en patra (situatie) altijd en overal van toepassing.
Ogen als handelsmerk – Gus Aji heeft zeventien kinderen van twee echtgenotes en is opa van een bijna ontelbare schare cucu’s (kleinkinderen). Hij is 81 jaar maar zijn ogen fonkelen nog steeds. Ogen die zijn handelskenmerk zijn geworden: Gus Aji staat bekend om zijn eigen versie van de seledet, een oogbeweging die in de Balinese dans veelvuldig voorkomt. Normaal gesproken kijk je in zo’n seledet met je ogen wijd geopend naar de linker of rechter ooghoek en dan weer terug naar het midden, zonder te knipperen. Gus Aji kan deze beweging echter ook in hoog tempo van boven naar beneden uitvoeren. Als ik hem vraag of hij dit misschien aan ons zou willen voordoen, beginnen zijn ogen alweer te glimmen.
Jero Made Puspawati – Ni Made Rupawati (1932), zoals zij aanvankelijk heette, is de dochter van een populaire Janger-danseres die haar de basisbeginselen van de Balinese dans leerde. Toen de vorst van Denpasar, de hoofdstad van Bali, de jonge en talentvolle Made zag dansen, vroeg hij haar ten huwelijk. Het was ongepast om te weigeren en Made werd zijn tweede vrouw. Vanaf dat moment noemde men haar Jero Made Puspawati; Jero – letterlijk: “binnen” – is de titel die vrouwen van lagere komaf krijgen als ze met iemand uit een hogere kaste trouwen. Zo werd zij als het ware een “insider”.
Gedragscodes – Op de vraag of haar leven veranderde toen ze in de puri (= paleis) kwam wonen, en zo ja, hoe, antwoordt Ibu Jero aarzelend: “Ja, het werd inderdaad anders.” “Maar hoe dan?”, vraag ik. “Tsja, gewoon….anders!”
Ik kan mij niet aan het gevoel onttrekken dat zij er bewust voor kiest hierop niet verder in te gaan om haar collega’s uit de hogere kaste te ontzien, Het leven in een puri brengt nogal wat gedragsregels met zich mee. Aan haar leerlingen vertelt ze wel eens op lachende toon dat “zij zo naïef was geweest ‘ja’ te zeggen”, want na haar huwelijk werd het haar door haar echtgenoot verboden in de schijnwerpers te staan en mocht zij alleen nog lesgeven. Iets wat zij tot op de dag van vandaag met passie doet. Haar vakkundigheid brengt dansstudenten uit de hele wereld naar haar paleis.
Cross gender-dansen – Haar specialiteit zijn de bebancihan-dansen, de zogenaamde cross-genderdansen, waarin vrouwen mannenrollen dansen. Op deze manier veroverden vrouwen vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw langzaam maar zeker het podium, dat tot dan toe het domein van mannen was. In kleding die grotendeels uit onderdelen van een mannendanskostuum bestaat, zoals de speciaal gedrapeerde kain, lange (dans)rok en specifieke hoofddoek, udeng, was het voor vrouwen wèl acceptabel om in de spotlights te treden. Dit is althans één van de in omloop zijnde theorieën over het feit dat vrouwen pas relatief laat terrein veroverden in de Balinese theaterwereld. Maar was dit niet ook zo in bijvoorbeeld het Europese klassieke ballet?
De juiste positie – Een jonge vrijwilligster uit het publiek in het Bibit-Theater laat zich door Ibu Jero in de basishouding (agem) van de Balinese vrouwendans wringen. Want dat is het letterlijk. Ieder lichaamsdeel wordt door de hand van de meesteres in de juiste positie gekneed. Ibu Jero vertelt dat het lesgeven tegenwoordig minder serieus wordt genomen dan in haar tijd en ze vindt het waardevol dat haar docenten haar nog met de harde hand hebben aangepakt. Soms gebruikten zij zelfs een stok, waarover haar rug naar achteren werd gebogen. Zelf is Ibu Jero veel milder. Ze vindt dat leerlingen met serieuze intenties de dans ook op een manier kunnen leren die bij deze tijd past. Bovendien wil ze studenten uit het buitenland niet afschrikken, want het zijn juist vooral deze buitenlanders die geïnteresseerd zijn in de oudere Balinese dansen, haar specialisatie. De jeugd van Bali, zegt Ibu Jero, houdt zich tegenwoordig namelijk meer bezig met populaire tari Disko (discodans), die je snel kunt leren, of met nonton tipi (televisie kijken).
Geduld – Ondertussen voelt de vrijwilligster zich niet echt gemakkelijk op het podium. Ellebogen boven de schouders, vingers naar het plafond gericht, voeten naar buiten gedraaid, knieën in gebogen positie, rug hol, maar wel met je buik ingehouden… en dan natuurlijk niet vergeten adem te halen…. En dat alles met een glimlach om je lippen, alsof het geen enkele moeite kost. Het leren van Balinese dans vergt veel geduld. Na veel gelach en een bemoedigend applaus van het publiek mag onze vrijwilligster weer gaan zitten.
Ni Gusti Ayu Raka – Ni Gusti Ayu Raka (1939), de jongste van de drie, heeft een ander uniek levensverhaal. Wonende tegenover de puri Mandala in het dorp Peliatan (bij Ubud), was zij als kind bevriend met de twee dochters van de Anak Agung, Oka en Anom, beiden ook jonge dansers. En juist met deze raja had John Coast (impresario en schrijver van o.a. ‘Dancing out of Bali’) het plan opgevat een groep gamelanmusici en dansers te trainen voor een tournee door de VS en Europa. Raka bleek een natuurtalent en had al een goede technische basis.
Flirtende bijen – Bali’s bekendste choreograaf, I Ketut Maria (ook vaak Mario, aangezien in het Balinees de eindklank “a” als een soort “o’ wordt uitgesproken) uit het district Tabanan, maakte op verzoek van John Coast speciaal voor de kleine Raka en de minstens tien jaar oudere danser Sampih het duet Oleg tambulilingan, over twee flirtende bijen die in een tropische tuin een verleidingsdans uitvoeren. Het duet was toentertijd vrij gedurfd, aangezien de vrouwelijke danser haar armen ver boven het hoofd hief. Voordien reikten de armen niet hoger dan de schouders.
Ed Sullivan Show – Op recent ontdekte zwart-wit filmbeelden van de tournee zien we een zeer jonge, fragiel ogende Raka met sierlijke passen de toneeltrap van de Ed Sullivan Show aflopen. De dans die zij en haar partner Sampih daar uitvoeren, is vele malen expressiever èn heeft een hoger tempo dan de hedendaagse variant. De hand van choreograaf Ketut Mario is hier duidelijk aanwezig, wat valt af te leiden uit films uit de jaren ’30 waarin Mario zelf danst. De stijl is, misschien ongedacht, een stuk vrijer dan we tegenwoordig zien.
In de workshop tijdens het Tong Tong Festival 2010, leert Ibu Raka Nederlandse dansstudenten de originele versie uit de jaren ’50. De dans behoort inmiddels tot het stockrepertoire van Balinese danseressen, al staat de hedendaagse stijl ver af van het oorspronkelijke materiaal van Mario. Zo houdt de vrouwelijke danser haar bovenlichaam in de Zuid-Balinese versie bijna horizontaal. Zo blijkt maar weer dat zelfs op het relatief kleine Bali de verschillende regio’s veel moeite doen om zich van elkaar te kunnen onderscheiden en zich een eigen identiteit aan te kunnen meten. Ibu Raka laat met veel elegantie de verschillen zien, waarop er weel veel ‘oooh’s’ en ‘aaah’s’ uit de zaal te horen zijn.
Op de vraag of haar ouders niet bang waren hun 12-jarige dochter op tournee naar het buitenland te sturen, antwoordt Ibu Raka dat zij voornamelijk trots op haar waren en haar steunden in haar drang om te dansen en zich te ontwikkelen. een dergelijke kans krijg je niet vaak. Bovendien ging ze mee met de Anak Agung, zijn dochters en John Coast, dus ze was in goede handen.
Toch had de roem een keerzijde. Haar danspartner Sampih werd een jaar na terugkomst op Bali dood aangetroffen. Men vermoedt dat het om een jaloeziemoord ging, waarschijnlijk vanwege het kleine kapitaal dat de danser aan de tournee had overgehouden.
Momenteel zijn er nog slechts twee personen van die hele groep musici en dansers in leven, vertelt Ibu Raka. Al doe je aan “jam karet”, dan nog glipt de tijd door je vingers. Des te meer een goede keuze van het Tong Tong Festival deze drie Seniman Tua uit te nodigen naar Nederland te komen.
Intan Budaya Negeri Foundation – De senior kunstenaars Ida Bagus Oka Wirjana, Jero Made Puspawati en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi hebben met nog enkele andere oudere dansers een stichting voor het behoud van het oude dansrepertoire van Bali opgericht; de Intan Budaya Negeri Foundation. Zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de volgende generaties. De dansmeesters geven workshops aan jonge dansstudenten en treden zelf op als Seniman Tua Bali (of Seniman Werdha Bali), Balinese senior-kunstenaars. Het trio toont zich bezorgd over de toekomst van de Balinese dans, met name over de kwaliteit van de uitvoering. Jongeren hebben niet meer het geduld om langdurig te trainen en zich te verdiepen in de techniek en achtergrond van de dans, vinden ze. Volgens Gus Aji mist vooral taksu, oftewel: bezieling, eenwording met het karakter dat je als danser neerzet op het podium. Toen de Seniman Tua zelf les kregen, was er meer tijd voor oefening. Ook kregen ze vaak les van de choreograaf zelf en konden ze bijvoorbeeld vaker repeteren met een live gamelanorkest.
Gelukkig – Tot slot vraag ik aan Ibu Jero of zij het dansen voor een, grotendeels onervaren, Nederlands publiek anders ervaart dan het dansen tijdens een ceremonie in een tempel op Bali. “Het maakt geen enkel verschil”, zegt ze. “Als ik maar kan dansen, dan ben ik gelukkig!”
– Interview en tekst: Aafke de Jong (2010)
Wie de originele tekst en foto’s wil bekijken, surfe naar de website van de Tong Tong Fair (voorheen Pasar Malam Besar).
Nog een, haast beschimmelde, foto uit de oude doos. Tijdens het Pesta Kesenian Bali (PKB) in 1994, het jaarlijkse Art Festival in het schitterende complex van Taman Budaya Bali, Denpasar, waar ik destijds vlakbij woonde, mocht ik, samen met een danser van het ensemble Printing Mas, de Balinese dans van de flirtende bijen Oleg Tambulilingan uitvoeren. Andere danseressen fluisterden mij tijdens het repetitieproces in de bale banjar (open wijkgebouw) steeds benijdenswaardig toe dat ik de verleidingstechnieken van deze Balinese Casanova zeker niet zou kunnen weerstaan.
Maar na een solo van tien minuten, waarbij je in een continue diepe kniebuiging moet staan en je met je bovenlijf bijna horizontaal zijwaarts gebogen moet blijven, staat je hoofd uiteraard nergens anders meer naar dan hoe de resterende vier minuten van de dans te overleven. En dan maar blijven glimlachen naar je mannelijke danspartner die dan pas, en nog geheel onbezweet, ten tonele verschijnt!
Maar eerlijk is eerlijk, in zo’n prachtige setting dans je niet vaak, en al zeker niet in Nederland. En ook niet voor zo’n kritisch publiek van louter kunstminnende Balinezen! Een echte vuurdoop dus. Bovendien door een live gamelan-orkest begeleid, wat veel opzwepender is dan muziek van cd waar we het hier in Nederland vaak mee moeten doen.
Ik werd aangekleed door twee Balinese vrouwen die mij blijkbaar nog niet lang genoeg vonden en dus mijn gelungan (hoofdtooi) met gouden bloemen extra hoog maakten…. en dus ook extra zwaar! In die tijd had ik pas een jaar les gehad en was dit dus een ware beproeving. Maar zeker ook een hele eer om uitgenodigd te worden.
Dank en hulde aan mijn docente Ibu Jero Made Puspawati die zich met recht een Seniman Tua of Seniman Werdha, titel voor senior Balinees danskunstenaar, mag noemen!
Wil je eens kijken hoe een Balinese Oleg Tambulilingan-dans eruit ziet? Kijk dan bijvoorbeeld eens op onze video-pagina,
Balinese dansgroep, Balinese dans, Indonesische dansgroep, Indonesische dans, dansworkshops, lezingen, culturele workshops, verhuur Balinese decoratiematerialen, Balinese catering, cursus bahasa indonesia den haag, Balinese bruiloften en evenementen in Nederland en Belgie