Op donderdag 26 september a.s. gaat een tien avonden tellende basiscursus Indonesische taal (bahasa Indonesia) o.l.v. docent Aafke de Jong (drs.) van DwiBhumi van start aan de Volksuniversiteit Arnhem.
Het doel van deze cursus is dat u zich op reis door de ‘Gordel van Smaragd’ verstaanbaar kunt maken in hotels, banken, winkels, op de markt etc. U leert veel woorden en eenvoudige zinnen die u tijdens uw reis nodig heeft, waardoor er deuren voor u zullen opengaan die anders wellicht gesloten zouden blijven.
Vanwege ons deels gezamenlijke verleden hebben het Indonesisch en het Nederlands over en weer veel woorden van elkaar ‘geleend’. Kijk maar eens naar de volgende, inmiddels wel ietwat gedateerde, Nederlandse zinnen:
‘Wat een soesa!’ (susah = moeilijkheden)
‘Dat is mijn pakkie-an niet!’ (bagian = afdeling)
‘Ga eens met je vuile kakkies van mijn tapijt af!’ (kaki = voet(en) ‘Houden jullie eens op met bakkeleien (berkelahi = ruzie maken) ‘Hij is een echte branieschopper! (berani = durven/moedig)
Ook in het Indonesisch gebruikt men dagelijks woorden die uit het Nederlands komen, zoals aspal (= asfalt), atrek (= achteruit) en ook kom je een eind met kenalpot als je je auto of motorfiets wilt laten repareren. Verder verschilt het Indonesisch wat betreft grammatica erg van het Nederlands. Ondanks de vele regionale verschillen die zich uiteraard binnen de meer dan 13.000 eilanden tellende vulkanische keten voordoen, kan men zich echter in het algemeen vrij snel verstaanbaar maken. Het bahasa Indonesia is dan ook in de loop der jaren een taal geworden die de bewoners met elkaar verbindt en die men bijvoorbeeld standaard in kranten, op reclameborden en op radio en televisie tegenkomt.
Tijdens de cursus is er verder uiteraard uitgebreid aandacht voor lokale gewoonten, gebruiken en etiquette, wat uw verblijf in het Zuidoost-Aziatische land zeker zal veraangenamen.
Start: donderdag 26 september | 20:30 – 22:00 uur | Arentheem College Arnhem | 142 Euro voor 10 lessen
In het kader van de Apeldoornse Indische Zomer van de Stichting Indisch Erfgoed (SIE) gaf ik afgelopen week een lezing over Balinese religie en de daarmee gepaard gaande cultuur van het maken van offerandes. Niet iedereen die zich had aangemeld kwam daadwerkelijk opdagen (het was dan ook ongekend warm voor Nederland), maar of je nu een verhaal houdt voor twee mensen of voor vijftig, je doet gewoon je ding. Bovendien, een klein gezelschap biedt vaak meer ruimte voor discussie en vragen. Vertellen over Bali is nu eenmaal iets dat ik graag doe en het bewuste eiland steekt als ik niet uitkijk zowat in ieder dagelijks gesprek de kop op. Familie en vrienden slaken waarschijnlijk inmiddels een inwendige zucht als ik weer begin met: “Maar op Bali……”.
Helaas liet mijn toch al beperkte technische kennis mij ook ditmaal geheel naar verwachting in de steek, waardoor ik mijn Powerpoint-presentatie niet beeldvullend op het diascherm kreeg. Er waren verder ook geen Apple-kenners in de zaal. Ik zag door dit mankement het effect van mijn met liefde uitgekozen foto’s met zeker vijftig procent afnemen. Gelukkig bestaat er zoiets als een Mac-Helpdesk (24 uur per dag telefonisch bereikbaar!), waardoor dit probleem zich in de toekomst niet meer voor zal doen.
Door middel van veel dia’s en materialen uit Bali probeerde ik het publiek mee te nemen naar de gedachtenwereld van de Balinezen, die er een eigen vorm van Hindoeïsme, heel anders dan in bijvoorbeeld India, op na houden. Ik hoop dan ook dat na afloop iets duidelijker is geworden waarom er op Bali iedere dag en keer op keer nieuwe offerandes, groot en klein, gemaakt dienen te worden. Kort gezegd heeft dit alles te maken met het geloof in een wereld van geesten en goden en het hiernamaals. Op de foto van offerschrijntjes bij de stalletjes van marktkoopvrouwen hieronder wordt direct zichtbaar hoe belangrijk de verbintenis is van Balinezen met de onzichtbare wereld (niskala). En dit is uiteraard slecht een voorbeeld.
Vrijwel alle aanwezigen hadden al eens een bezoek aan Bali gebracht en vragen kwamen dan ook onmiddellijk los. Want echt gemakkelijk is het over het algemeen niet om daar ter plekke een antwoord te ontfrutselen aan bijvoorbeeld de schoonmaakster van je hotelkamer. De cultuur is er meer één van doen in plaats van analyseren. Er heerst een soort algemeen bewustzijn dat het maken van offerandes onontbeerlijk is voor het in balans houden van de orde in de kosmos en dus in je eigen leven. Zo deden de voorouders het en hun voorouders ook, dus zo moet het zijn. En wat die offerandes dan allemaal betekenen, daar heb je specialisten voor (tukang banten) en natuurlijk de pedanda, hogepriesters. De rest van de bevolking antwoordt vaak simpelweg met “Mula keto”, “Zo gaat het hier nu eenmaal”! Niet omdat ze geen zin hebben om je te woord te staan, maar omdat ze je het antwoord waarschijnlijk daadwerkelijk schuldig moeten blijven. Rituelen bestaan nu eenmaal bij de gratie van de precieze uitvoering ervan. En wees eerlijk, wie in Nederland staat er nu telkens stil bij de betekenis van Pinksteren, Pasen, en Goede Vrijdag?
Terugblik: Het Tong Tong Festival had in 2010 drie wereldberoemde Balinese dansmeesters te gast: Ida Bagus Oka Wirjana (1929), Jero Made Puspawati (1932) en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi (1939).
Aafke de Jong interviewde deze drie Seniman Tua, senior dansmeesters – onder wie maar liefst twee van haar docenten op Bali – in het Bibit-Theater, en maakte voor ‘De Sobat’, het magazine voor Vrienden van Stichting Tong Tong (jaargang14, nr. 3), een uitgebreid verslag, dat nu ook hier is terug te lezen.
Dancing out of Bali – Aarzelend loopt het gerenommeerde drietal door het smalle gangpad naar voren. Onder hun wollen winterjassen schijnt de zon: kleurrijke tempeldracht in fel oranje, paars en gouddraad. Het publiek, dat lang van tevoren al in grote getale is toegestroomd, verwelkomt hen met een luid applaus. De spanning is van de gebruinde gezichten af te lezen. Gracieus en met kaarsrechte rug nemen de dansers plaats achter de microfoon. Op tafel ligt het boek ‘Dancing out of Bali’, met op de cover een foto van danseres Ni Gusti Ayu Raka Rasmi uit 1952, in de rol van de kwaadvoorspellende zwarte raaf uit de hofdans Legong Kraton Lasem. Ze was toen slechts twaalf jaar.
Hindoeïstisch Bali – Ik besluit het interview te beginnen à la Jörgen Raymann, met de vraag: “Wie was uw moeder en wie was uw vader?”, in de hoop hen op een voor het publiek interessante en voor de hoofdpersonen gepaste manier te introduceren. De drie dansers komen uit totaal verschillende gezinnen, alleen al omdat zij een andere kaste-achtergrond hebben, wat in het Hindoeïstische Bali de sociale omgangsvormen voor een groot deel bepaalt. Hoe verschillend ook, bij alledrie waren het de ouders die hen van jongs af aanspoorden om te gaan dansen.
Ida Bagus Oka Wirjana – Ida Bagus Oka Wirjana (1929), alias Gus Aji Belangsinga, is afkomstig uit de hoogste kaste, Brahmana genoemd. Als hij hogepriester zou zijn geworden, vertelt hij, had hij geen (internationale) danscarrière kunnen nastreven. Hij somt de namen op van de landen waar hij al op het podium stond. De lijst is zo lang dat ik het met vertalen niet meer bij kan houden. Alleen Nederland stond nog op zijn wensenlijstje. Later, in het Bintang Theater, zal hij ons meerdere malen versteld doen staan. Boven de tachtig en nòg veert hij schijnbaar moeiteloos in en uit de kenmerkende kleermakerszit van de kebyar duduk, zoals de dans heet (duduk = zitten).
Kaste-systeem – Het Balinese kaste-systeem is een nogal gevoelig onderwerp en voer voor vooroordelen. Om de link naar dans en theater te maken, heb ik twee dansmaskers meegenomen; één van een koning en één van een dienaar. Gus Aji, die overigens van zijn twee vrouwelijke collega’s steeds de microfoon in handen gedrukt krijgt – hij is immers niet alleen de oudste van het drietal, maar ook nog eens een man èn afkomstig uit de hoogste kaste – staat op en pakt als eerste het masker van de Dalem, de vorst. Hij danst een korte, sierlijke bewegingsfrase die zacht voortkabbelt, maar tegelijkertijd de waardigheid van het karakter benadrukt. Daarna neemt hij het masker van de panasar, de dienaar, en houdt het voor zijn gezicht. Hij maakt een paar komische en ietwat ongecontroleerde bewegingen. De taak van de panasar is het vertalen van hetgeen door de hogere figuren gezegd wordt, maar ook het leveren van commentaar op wat er in de samenleving speelt. Gus Aji spreekt het publiek van achter zijn masker toe in opzettelijk gebroken Engels. Hiermee laat hij in een paar seconden op treffende wijze zien hoe de sociale hiërarchie ook in het Balinese theater speelt.
Raja of geen raja– Over het algemeen is het op Bali gebruikelijk dat iemand van hoge komaf ook in het theater de rol van de koning op zich neemt. In de praktijk blijkt echter dat als je als jaba, persoon uit de laagste kaste (sudra), kwaliteiten hebt om een elegante prins te vertolken, dit geen enkel probleem is. Andersom zijn er ook wel ksatrya’s, leden van de vroeger regerende kaste en krijgers, die, wanneer zij een bijzonder gevoel voor humor blijken te bezitten, de ‘gewonere’ clownsrollen op zich nemen. Voor de Balinezen is het concept dat alles afhankelijk is van desa (plaats), kala (tijd) en patra (situatie) altijd en overal van toepassing.
Ogen als handelsmerk – Gus Aji heeft zeventien kinderen van twee echtgenotes en is opa van een bijna ontelbare schare cucu’s (kleinkinderen). Hij is 81 jaar maar zijn ogen fonkelen nog steeds. Ogen die zijn handelskenmerk zijn geworden: Gus Aji staat bekend om zijn eigen versie van de seledet, een oogbeweging die in de Balinese dans veelvuldig voorkomt. Normaal gesproken kijk je in zo’n seledet met je ogen wijd geopend naar de linker of rechter ooghoek en dan weer terug naar het midden, zonder te knipperen. Gus Aji kan deze beweging echter ook in hoog tempo van boven naar beneden uitvoeren. Als ik hem vraag of hij dit misschien aan ons zou willen voordoen, beginnen zijn ogen alweer te glimmen.
Jero Made Puspawati – Ni Made Rupawati (1932), zoals zij aanvankelijk heette, is de dochter van een populaire Janger-danseres die haar de basisbeginselen van de Balinese dans leerde. Toen de vorst van Denpasar, de hoofdstad van Bali, de jonge en talentvolle Made zag dansen, vroeg hij haar ten huwelijk. Het was ongepast om te weigeren en Made werd zijn tweede vrouw. Vanaf dat moment noemde men haar Jero Made Puspawati; Jero – letterlijk: “binnen” – is de titel die vrouwen van lagere komaf krijgen als ze met iemand uit een hogere kaste trouwen. Zo werd zij als het ware een “insider”.
Gedragscodes – Op de vraag of haar leven veranderde toen ze in de puri (= paleis) kwam wonen, en zo ja, hoe, antwoordt Ibu Jero aarzelend: “Ja, het werd inderdaad anders.” “Maar hoe dan?”, vraag ik. “Tsja, gewoon….anders!”
Ik kan mij niet aan het gevoel onttrekken dat zij er bewust voor kiest hierop niet verder in te gaan om haar collega’s uit de hogere kaste te ontzien, Het leven in een puri brengt nogal wat gedragsregels met zich mee. Aan haar leerlingen vertelt ze wel eens op lachende toon dat “zij zo naïef was geweest ‘ja’ te zeggen”, want na haar huwelijk werd het haar door haar echtgenoot verboden in de schijnwerpers te staan en mocht zij alleen nog lesgeven. Iets wat zij tot op de dag van vandaag met passie doet. Haar vakkundigheid brengt dansstudenten uit de hele wereld naar haar paleis.
Cross gender-dansen – Haar specialiteit zijn de bebancihan-dansen, de zogenaamde cross-genderdansen, waarin vrouwen mannenrollen dansen. Op deze manier veroverden vrouwen vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw langzaam maar zeker het podium, dat tot dan toe het domein van mannen was. In kleding die grotendeels uit onderdelen van een mannendanskostuum bestaat, zoals de speciaal gedrapeerde kain, lange (dans)rok en specifieke hoofddoek, udeng, was het voor vrouwen wèl acceptabel om in de spotlights te treden. Dit is althans één van de in omloop zijnde theorieën over het feit dat vrouwen pas relatief laat terrein veroverden in de Balinese theaterwereld. Maar was dit niet ook zo in bijvoorbeeld het Europese klassieke ballet?
De juiste positie – Een jonge vrijwilligster uit het publiek in het Bibit-Theater laat zich door Ibu Jero in de basishouding (agem) van de Balinese vrouwendans wringen. Want dat is het letterlijk. Ieder lichaamsdeel wordt door de hand van de meesteres in de juiste positie gekneed. Ibu Jero vertelt dat het lesgeven tegenwoordig minder serieus wordt genomen dan in haar tijd en ze vindt het waardevol dat haar docenten haar nog met de harde hand hebben aangepakt. Soms gebruikten zij zelfs een stok, waarover haar rug naar achteren werd gebogen. Zelf is Ibu Jero veel milder. Ze vindt dat leerlingen met serieuze intenties de dans ook op een manier kunnen leren die bij deze tijd past. Bovendien wil ze studenten uit het buitenland niet afschrikken, want het zijn juist vooral deze buitenlanders die geïnteresseerd zijn in de oudere Balinese dansen, haar specialisatie. De jeugd van Bali, zegt Ibu Jero, houdt zich tegenwoordig namelijk meer bezig met populaire tari Disko (discodans), die je snel kunt leren, of met nonton tipi (televisie kijken).
Geduld – Ondertussen voelt de vrijwilligster zich niet echt gemakkelijk op het podium. Ellebogen boven de schouders, vingers naar het plafond gericht, voeten naar buiten gedraaid, knieën in gebogen positie, rug hol, maar wel met je buik ingehouden… en dan natuurlijk niet vergeten adem te halen…. En dat alles met een glimlach om je lippen, alsof het geen enkele moeite kost. Het leren van Balinese dans vergt veel geduld. Na veel gelach en een bemoedigend applaus van het publiek mag onze vrijwilligster weer gaan zitten.
Ni Gusti Ayu Raka – Ni Gusti Ayu Raka (1939), de jongste van de drie, heeft een ander uniek levensverhaal. Wonende tegenover de puri Mandala in het dorp Peliatan (bij Ubud), was zij als kind bevriend met de twee dochters van de Anak Agung, Oka en Anom, beiden ook jonge dansers. En juist met deze raja had John Coast (impresario en schrijver van o.a. ‘Dancing out of Bali’) het plan opgevat een groep gamelanmusici en dansers te trainen voor een tournee door de VS en Europa. Raka bleek een natuurtalent en had al een goede technische basis.
Flirtende bijen – Bali’s bekendste choreograaf, I Ketut Maria (ook vaak Mario, aangezien in het Balinees de eindklank “a” als een soort “o’ wordt uitgesproken) uit het district Tabanan, maakte op verzoek van John Coast speciaal voor de kleine Raka en de minstens tien jaar oudere danser Sampih het duet Oleg tambulilingan, over twee flirtende bijen die in een tropische tuin een verleidingsdans uitvoeren. Het duet was toentertijd vrij gedurfd, aangezien de vrouwelijke danser haar armen ver boven het hoofd hief. Voordien reikten de armen niet hoger dan de schouders.
Ed Sullivan Show – Op recent ontdekte zwart-wit filmbeelden van de tournee zien we een zeer jonge, fragiel ogende Raka met sierlijke passen de toneeltrap van de Ed Sullivan Show aflopen. De dans die zij en haar partner Sampih daar uitvoeren, is vele malen expressiever èn heeft een hoger tempo dan de hedendaagse variant. De hand van choreograaf Ketut Mario is hier duidelijk aanwezig, wat valt af te leiden uit films uit de jaren ’30 waarin Mario zelf danst. De stijl is, misschien ongedacht, een stuk vrijer dan we tegenwoordig zien.
In de workshop tijdens het Tong Tong Festival 2010, leert Ibu Raka Nederlandse dansstudenten de originele versie uit de jaren ’50. De dans behoort inmiddels tot het stockrepertoire van Balinese danseressen, al staat de hedendaagse stijl ver af van het oorspronkelijke materiaal van Mario. Zo houdt de vrouwelijke danser haar bovenlichaam in de Zuid-Balinese versie bijna horizontaal. Zo blijkt maar weer dat zelfs op het relatief kleine Bali de verschillende regio’s veel moeite doen om zich van elkaar te kunnen onderscheiden en zich een eigen identiteit aan te kunnen meten. Ibu Raka laat met veel elegantie de verschillen zien, waarop er weel veel ‘oooh’s’ en ‘aaah’s’ uit de zaal te horen zijn.
Op de vraag of haar ouders niet bang waren hun 12-jarige dochter op tournee naar het buitenland te sturen, antwoordt Ibu Raka dat zij voornamelijk trots op haar waren en haar steunden in haar drang om te dansen en zich te ontwikkelen. een dergelijke kans krijg je niet vaak. Bovendien ging ze mee met de Anak Agung, zijn dochters en John Coast, dus ze was in goede handen.
Toch had de roem een keerzijde. Haar danspartner Sampih werd een jaar na terugkomst op Bali dood aangetroffen. Men vermoedt dat het om een jaloeziemoord ging, waarschijnlijk vanwege het kleine kapitaal dat de danser aan de tournee had overgehouden.
Momenteel zijn er nog slechts twee personen van die hele groep musici en dansers in leven, vertelt Ibu Raka. Al doe je aan “jam karet”, dan nog glipt de tijd door je vingers. Des te meer een goede keuze van het Tong Tong Festival deze drie Seniman Tua uit te nodigen naar Nederland te komen.
Intan Budaya Negeri Foundation – De senior kunstenaars Ida Bagus Oka Wirjana, Jero Made Puspawati en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi hebben met nog enkele andere oudere dansers een stichting voor het behoud van het oude dansrepertoire van Bali opgericht; de Intan Budaya Negeri Foundation. Zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de volgende generaties. De dansmeesters geven workshops aan jonge dansstudenten en treden zelf op als Seniman Tua Bali (of Seniman Werdha Bali), Balinese senior-kunstenaars. Het trio toont zich bezorgd over de toekomst van de Balinese dans, met name over de kwaliteit van de uitvoering. Jongeren hebben niet meer het geduld om langdurig te trainen en zich te verdiepen in de techniek en achtergrond van de dans, vinden ze. Volgens Gus Aji mist vooral taksu, oftewel: bezieling, eenwording met het karakter dat je als danser neerzet op het podium. Toen de Seniman Tua zelf les kregen, was er meer tijd voor oefening. Ook kregen ze vaak les van de choreograaf zelf en konden ze bijvoorbeeld vaker repeteren met een live gamelanorkest.
Gelukkig – Tot slot vraag ik aan Ibu Jero of zij het dansen voor een, grotendeels onervaren, Nederlands publiek anders ervaart dan het dansen tijdens een ceremonie in een tempel op Bali. “Het maakt geen enkel verschil”, zegt ze. “Als ik maar kan dansen, dan ben ik gelukkig!”
– Interview en tekst: Aafke de Jong (2010)
Wie de originele tekst en foto’s wil bekijken, surfe naar de website van de Tong Tong Fair (voorheen Pasar Malam Besar).
Zag vandaag in mijn archief deze foto van vijf jaar geleden voorbij komen. Vollenhove houdt traditiegetrouw jaarlijks op de laatste zaterdag in augustus een groots bloemencorso. In 2007 was het thema “Reisgenoten” en de bouwgroep ’t Jakan koos ervoor zichzelf dit jaar eens extra uit te dagen. Geinspireerd door de cultuur van Bali kwam men op het idee een spectaculair Balinees hanengevecht in bloemen te vatten. Is er iets tegengestelder dan dat? Nee, het lijkt er op dat de bedenker van dit idee de cultuur van Bali juist goed heeft doorgrond; het ene kun je niet los zien van het andere. Er bestaat immers geen dag zonder nacht, geen zwart zonder wit, geen hoog zonder laag.
De regels voor de Bhuta Yadnya, ceremonies voor de bhuta’s en de kala’s – geesten die aan het negatieve spectrum van het compas staan – schrijven voor dat er vers bloed van dieren moet worden vergoten om hen tevreden te stellen en om zo weer balans in het leven te brengen of de bestaande balans in stand te houden. Vandaar dat de zogenaamde tajen, hanengevechten, oogluikend door de politie worden toegestaan. Helaas gaan hieraan, behalve de verliezende hanen die regelrecht in de wok belanden, ook vele families ten onder. Er wordt door toeschouwers namelijk flink op los gegokt.
Offers waarin gekookt voedsel zit verwerkt zijn daarentegen bestemd voor de goden, die aan de andere kant van het spectrum staan. Net als in de Balinese dans zelf dus, waarin de meeste bewegingen aan 2 kanten, rechts en links, worden uitgevoerd. Ook de basishouding van de dans, agem genoemd, is eigenlijk een gevecht om in balans te blijven, met het lichaamsgewicht steeds steunend op slechts 1 been tegelijk, terwijl het andere alleen de grond raakt, voor het evenwicht.
Dat de uitvoering van de bloemenwagen alom werd gewaardeerd blijkt uit het feit dat we die dag de derde prijs behaalden. Nou ja, alle roem gaat uiteraard naar de werkers van ’t Jakan, want wij als danseressen stonden weliswaar de hele dag met ons mouwloze kostuum in de wind, maar hoefden niet veel meer te doen dan met onze waaiers naar de omstanders te wuiven.
Balinese dans (dansen = ngigel (laag Balinees) of masolah (hoog Balinees)), tari Bali in het Indonesisch, ligt diep geworteld in de religie; een unieke samensmelting van Hindoeïsme, Boeddhisme en voorouderverering. Tijdens de vele kleurrijke tempelceremonies op het Indonesische vulkaaneiland helpt dans de balans tussen ‘positieve’ en ‘negatieve’ krachten in stand te houden. De Balinese ‘kijk op de wereld’ is gebaseerd op het geloof in een ontastbare, onzichtbare wereld – niskala -, naast een tastbare, zichtbare wereld – sekala -. Het doel van de Balinese religie en de taak van de Balinezen is deze twee werelden steeds opnieuw met elkaar in balans te brengen, waardoor geluk en harmonie in het leven kunnen ontstaan.
Kenmerkend voor de Balinese dans zijn niet alleen de indrukwekkende kostuums, maar vooral ook de expressieve gelaatsuitdrukking, de sierlijke, soms vloeiende en ingetogen, dan weer felle en krachtige hoofd-, nek-, schouder-, arm- vinger- en teen(!)bewegingen. En niet te vergeten de nauwe samenwerking met de muziek, gamelan.
Training van jonge dansers
De training van dansers op Bali begint al op jonge leeftijd. In de bale banjar (open wijkgebouw) van de meeste wijken kun je op gezette tijden of vlak voor een tempelfestival (odalan) kinderen en volwassenen zien oefenen. Er zijn vaak meerdere dansdocenten aanwezig en de meest begaafde leerlingen staan vooraan.
De docent kneedt de lichamen van de dansers in de juiste houding (de basishouding heet agem), net zo lang totdat ze op de muziek van een echt gamelan-orkest mogen oefenen en zich zo kunnen voorbereiden op hun eerste optreden in de tempel.
Taksu
Bij dansen in de tempel gaat het in eerste instantie om religieuze toewijding. Hoogstaande techniek wordt door het kritische publiek van mensen echter wel zeer gewaardeerd en minder bekwame dansers worden vaak zonder pardon uitgelachen. In principe kan en mag iedereen aan een tempelvoorstelling meedoen (op o.a. zwangere vrouwen, vrouwen die in hun menstruatieperiode zitten en rouwenden na).
Een danser wordt beoordeeld naar de mate waarin hij of zij taksu (bezieling) bezit en dit weet over te brengen op het publiek. Het toppunt is bereikt als een danser het karakter dat hij of zij danst niet alleen perfect uitbeeldt, maar ook daadwerkelijk lijkt te worden. Hoe geloofwaardig ben je als danser in de ogen van het publiek? Dat is waar alles om draait.
Videobeelden van een dansles op Bali voor meisjes (ARMA Museum Ubud/Peliatan, docent: Ni Gusti Ayu Raka Rasmi):
Videobeelden van een dansles op Bali voor jongens (ARMA Museum Ubud/Peliatan). De leraar, I Wayan Jayamerta, leert hen de basis van de krijgsdans Baris Tunggal.
Dansgenres – Er is een groot aantal dansgenres op Bali, afhankelijk van plaats (desa), tijd (kala) en situatie (patra). Zo zijn er solodansen waarin je kunt uitblinken en groepsdansen waarin je je achter een meer getalenteerde ‘collega’ kunt verschuilen. Er zijn dansen met of zonder verhaal, maskerdansen, krijgsdansen, hofdansen, dansen die zelf het ritueel vormen (bv. trance-dansen), maar ook dansen die de ceremonie opluisteren en vervolmaken of dienen ter vermaak en educatie van het publiek. Het publiek bestaat voor de Balinezen niet alleen uit de tempelgangers, maar ook uit goden, demonen, voorouders en natuurlijk (buitenlandse) gasten…
Uiteraard werpt het bovenstaande slechts een kleine blik in het hoe en waarom van Balinese dans. Voor wie meer wil weten; lees veel over Bali, volg een workshop of kom naar een van onze lezingen!
Of natuurlijk het allerleukst van alles: ga zelf een keer naar Bali!
Lezen over Bali en Balinese dans
Voor de serieus geinteresseerde raden wij een aantal interessante boeken aan. Hier vindt u een boekenlijst met enkele tips.
Balinese dansgroep, Balinese dans, Indonesische dansgroep, Indonesische dans, dansworkshops, lezingen, culturele workshops, verhuur Balinese decoratiematerialen, Balinese catering, cursus bahasa indonesia den haag, Balinese bruiloften en evenementen in Nederland en Belgie