Due to their beautiful feathers various types of Birds of Paradise in Irian Jaya are now almost extinct. But also because of more recent problems, like the fact that Indonesia’s population is doubling every 30 years, deforestation, polution, overfishing and trade industry, many species of these colorful birds are now at risk (source WWF).
WWF Indonesia has set up an emergency project for the Sahul region in Indonesia – from the Lesser Sundas to the North Moluccas to the West and the border with Papua New Guinea to the East – so that hopefully in the future these birds will be able to perform their quite astonishing dances again.
Balinese choreographer Ni Luh Swasthi Wijaya Bandem found herself inspired by the feathers and movements of the birds of paradise during their mating ritual and created the tari Cendrawasih the the 1980’s.
This dance has now become one of DwiBhumi’s most populair dances. Whenever we have the chance before we start dancing, we take some time to tell our audience about the current situation of these birds in Indonesia and about the project of WWF and other organisations that take pity to these birds, like the Cornell Ornithology Lab.
Veel Nederlanders hebben hun hart verpand aan Bali. Zijn er een keer op vakantie geweest en daar verliefd geworden ofzo. Is het niet op iemand van de lokale bevolking, dan is het wel op het eiland zelf. Of in het meest hopeloze geval, op beide tegelijk. Menig aanstaand Hollands liefdeskoppel verkiest het eiland als exotische trouwlocatie annex uitverkoren plek voor een tropische huwelijksreis.
Wil je je familie en vrienden echter met jouw mijmeringen over verre warme oorden met palmbomen en cocktails aan het strand niet op kosten jagen, maar hen toch iets van de sfeer van Bali meegeven, dan kun je er hier in Nederland altijd nog een feestje a la Bali van maken. En zo verraste de beste vriendin van een aanstaande bruid uit de omgeving van Gorinchem haar familie- en vriendenclubje tijdens een vrijgezellenfeestje met een workshop Balinese dans en een workshop offerandes maken door het docententeam van DwiBhumi. Een voorproefje van wat je tegen kunt komen als je naar Bali gaat…
Voor wie in deze barre tijden snakt naar een beetje Bali-gevoel: op zondag 10 november a.s. geeft gamelanensemble Gong Tirta uit Amsterdam een huisconcert in Het Gamelanhuis. Twee danseresen van DwiBhumi verzorgen daarbij een Balinese welkomstdans. Verder staat er naast traditioneel Balinees werk ook nieuw repertoire op het programma. In samenwerking met componist Ketut Sudanagara (Bali, Helsinki)
Datum: zondag 10 november 2013
Aanvang: 15:00 uur, deur open 14:30 uur (duur ca. 1 uur)
Locatie: Het Gamelanhuis, Veemkade 578, Amsterdam.
Vervoertips: Vanaf CS Amsterdam ca. 20 minuten lopen of tram 26, halte Kattenburgerstraat of tram 10 halte Rietlandpark.
Entree: volwassenen 3,50 Euro, kinderen 2,50 Euro inclusief hapje en drankje
DwiBhumi zal een tweetal dansen verzorgen tijdens het 15-jarige julileum van de Kumpulan Klokhuis van Stichting Pelita in Den Haag op woensdag 11 september a.s.
Comedian Ricky Risolles (www.rickyrisolles.nl) vormt de rode draad van de middag!
Net terug van een last minute-optreden tijdens een uitje van het Ministerie van Economische Zaken, eindigend in een Indonesisch restaurant aan het Noordeinde in Den Haag.
Als je niet uitkijkt vangt je oor tijdens het dansen meer op dan alleen de metaalachtige klanken van het digitale gamelanorkest. Zo bleek “Indië” onder de aanwezige ambtenaren heel wat meer te leven dan we aanvankelijk vermoedden. Er waren er zelfs die belangwekkende, maar meer verborgen Indische schrijvers als Alfred Birney bleken te kennen. Inderdaad, Den Haag zou geen Den Haag meer mogen heten als de voormalige kolonie, of de uitwerking daarvan op de volgende generaties, niet terloops ter sprake kwam.
Met z’n allen gezeten aan tafeltjes gedekt in een innovatieve blend van Indonesische elementen en Nederlandse soberheid, leek niemand zich te bekommeren om de huidige economische crisis. Het enige waar wij danseressen ons op dat moment overigens druk om maakten was of we wel voldoende ruime hadden om over het smalle gangpad en tussen de trendy tafeltjes door te dansen, zonder per ongeluk het wijntje van één van de voor de gelegenheid in vrijetijdskleding gestoken en gelukkig dito gedrag vertonende landbouwkundig economen om te stoten.
Op donderdag 26 september a.s. gaat een tien avonden tellende basiscursus Indonesische taal (bahasa Indonesia) o.l.v. docent Aafke de Jong (drs.) van DwiBhumi van start aan de Volksuniversiteit Arnhem.
Het doel van deze cursus is dat u zich op reis door de ‘Gordel van Smaragd’ verstaanbaar kunt maken in hotels, banken, winkels, op de markt etc. U leert veel woorden en eenvoudige zinnen die u tijdens uw reis nodig heeft, waardoor er deuren voor u zullen opengaan die anders wellicht gesloten zouden blijven.
Vanwege ons deels gezamenlijke verleden hebben het Indonesisch en het Nederlands over en weer veel woorden van elkaar ‘geleend’. Kijk maar eens naar de volgende, inmiddels wel ietwat gedateerde, Nederlandse zinnen:
‘Wat een soesa!’ (susah = moeilijkheden)
‘Dat is mijn pakkie-an niet!’ (bagian = afdeling)
‘Ga eens met je vuile kakkies van mijn tapijt af!’ (kaki = voet(en) ‘Houden jullie eens op met bakkeleien (berkelahi = ruzie maken) ‘Hij is een echte branieschopper! (berani = durven/moedig)
Ook in het Indonesisch gebruikt men dagelijks woorden die uit het Nederlands komen, zoals aspal (= asfalt), atrek (= achteruit) en ook kom je een eind met kenalpot als je je auto of motorfiets wilt laten repareren. Verder verschilt het Indonesisch wat betreft grammatica erg van het Nederlands. Ondanks de vele regionale verschillen die zich uiteraard binnen de meer dan 13.000 eilanden tellende vulkanische keten voordoen, kan men zich echter in het algemeen vrij snel verstaanbaar maken. Het bahasa Indonesia is dan ook in de loop der jaren een taal geworden die de bewoners met elkaar verbindt en die men bijvoorbeeld standaard in kranten, op reclameborden en op radio en televisie tegenkomt.
Tijdens de cursus is er verder uiteraard uitgebreid aandacht voor lokale gewoonten, gebruiken en etiquette, wat uw verblijf in het Zuidoost-Aziatische land zeker zal veraangenamen.
Start: donderdag 26 september | 20:30 – 22:00 uur | Arentheem College Arnhem | 142 Euro voor 10 lessen
In het kader van de Apeldoornse Indische Zomer van de Stichting Indisch Erfgoed (SIE) gaf ik afgelopen week een lezing over Balinese religie en de daarmee gepaard gaande cultuur van het maken van offerandes. Niet iedereen die zich had aangemeld kwam daadwerkelijk opdagen (het was dan ook ongekend warm voor Nederland), maar of je nu een verhaal houdt voor twee mensen of voor vijftig, je doet gewoon je ding. Bovendien, een klein gezelschap biedt vaak meer ruimte voor discussie en vragen. Vertellen over Bali is nu eenmaal iets dat ik graag doe en het bewuste eiland steekt als ik niet uitkijk zowat in ieder dagelijks gesprek de kop op. Familie en vrienden slaken waarschijnlijk inmiddels een inwendige zucht als ik weer begin met: “Maar op Bali……”.
Helaas liet mijn toch al beperkte technische kennis mij ook ditmaal geheel naar verwachting in de steek, waardoor ik mijn Powerpoint-presentatie niet beeldvullend op het diascherm kreeg. Er waren verder ook geen Apple-kenners in de zaal. Ik zag door dit mankement het effect van mijn met liefde uitgekozen foto’s met zeker vijftig procent afnemen. Gelukkig bestaat er zoiets als een Mac-Helpdesk (24 uur per dag telefonisch bereikbaar!), waardoor dit probleem zich in de toekomst niet meer voor zal doen.
Door middel van veel dia’s en materialen uit Bali probeerde ik het publiek mee te nemen naar de gedachtenwereld van de Balinezen, die er een eigen vorm van Hindoeïsme, heel anders dan in bijvoorbeeld India, op na houden. Ik hoop dan ook dat na afloop iets duidelijker is geworden waarom er op Bali iedere dag en keer op keer nieuwe offerandes, groot en klein, gemaakt dienen te worden. Kort gezegd heeft dit alles te maken met het geloof in een wereld van geesten en goden en het hiernamaals. Op de foto van offerschrijntjes bij de stalletjes van marktkoopvrouwen hieronder wordt direct zichtbaar hoe belangrijk de verbintenis is van Balinezen met de onzichtbare wereld (niskala). En dit is uiteraard slecht een voorbeeld.
Vrijwel alle aanwezigen hadden al eens een bezoek aan Bali gebracht en vragen kwamen dan ook onmiddellijk los. Want echt gemakkelijk is het over het algemeen niet om daar ter plekke een antwoord te ontfrutselen aan bijvoorbeeld de schoonmaakster van je hotelkamer. De cultuur is er meer één van doen in plaats van analyseren. Er heerst een soort algemeen bewustzijn dat het maken van offerandes onontbeerlijk is voor het in balans houden van de orde in de kosmos en dus in je eigen leven. Zo deden de voorouders het en hun voorouders ook, dus zo moet het zijn. En wat die offerandes dan allemaal betekenen, daar heb je specialisten voor (tukang banten) en natuurlijk de pedanda, hogepriesters. De rest van de bevolking antwoordt vaak simpelweg met “Mula keto”, “Zo gaat het hier nu eenmaal”! Niet omdat ze geen zin hebben om je te woord te staan, maar omdat ze je het antwoord waarschijnlijk daadwerkelijk schuldig moeten blijven. Rituelen bestaan nu eenmaal bij de gratie van de precieze uitvoering ervan. En wees eerlijk, wie in Nederland staat er nu telkens stil bij de betekenis van Pinksteren, Pasen, en Goede Vrijdag?
In de Moesson (het Indisch maandblad van Nederland) van deze maand (juli 2013, 58ste jaargang nr. 1) staat een artikel over Hotel Tandjung Sari in Sanur, Zuid-Bali. Brengt me weer terug naar 1993 toen ik voor het eerst naar Bali ging, pas afgestudeerd aan de Rotterdamse Dansacademie en nog vrij Bali-bleu. Naast m’n dagelijkse trainingen bij mijn docente Ibu Jero Puspawati in haar woning, de Puri Ksatrya aan de Jalan Veteran vlakbij het beroemde Bali Hotel in Denpasar, nam ik twee keer per week deel aan de openbare danslessen in het eerstgenoemde hotel.
De toenmalige leiding van Tandjung Sari, waar menig internationaal befaamd artiest ooit de nacht doorbracht, onder wie Ingrid Bergman, Mick Jagger, David Bowie, Ringo Star en Calvin Klein, had de lokale kunst en cultuur hoog in het vaandel staan. Zo herkende ik zelfs in de ietwat bewierookte documentaire ‘Bali, masterpiece of the gods’, uitgegeven door National Geographic in 1990, de unieke tegelvloer van het hotel, waarop zich in de film een dansscène afspeelt.
Het was een luxe setting. We kregen les in groepen oplopend in leeftijd en van de beste docenten. Mijn eigen docente Ibu Jero Made Puspawati zelf was altijd present. Daarnaast was er ook Ibu Agung Susilawati. Zij stond erom bekend dat ze de leerlingen nogal hardhandig – lees: niet meer zo van deze tijd – aanpakte. Zo ben ik ook een keer door haar gecorrigeerd, wat averechts uitpakte, want door haar duw kwam ik ten val (een teken dat ik inderdaad niet in balans stond, daarin had ze dan toch gelijk). Het uitzicht op zee maakte echter veel goed.
Maar nog belangrijker; de lessen werden live begeleid door een groep senior gamelanspelers uit de omgeving, in plaats van door het knarsende geluid van een verjaarde cassettespeler (cd’s waren er toen nog niet). Het orkest waarop ze speelden was een oud Semar Pagulingan-ensemble met een melancholische klank. Op deze manier had je iedere les het gevoel direct een optreden weg te geven, al was je nog maar halverwege het leerproces. De (misschien ingebeelde) kritische blikken van de muzikanten maakten dat je bijna iedere les met verhoogde hartslag nog meer je best pretendeerde te doen dan de keer daarvoor en de keer daarvoor. Bluffen is een tweede natuur van veel dansers.
Ook Bapak I Nyoman Rembang, betekenisvol componist, muzikant en instrumentmaker, was ook met enige regelmatig aanwezig. Voor mijn afstudeerscriptie voor de Universiteit Leiden in 1998 heb ik hem nog kunnen interviewen over liedteksten voor Legong Keraton-composities. Dat was slechts enkele jaren voordat hij overleed (in 2001). Aan hem verloor Bali wederom een innemend, bescheiden en talentvol kunstenaar.
Er was ook altijd wel publiek dat naar de lessen in Tandjung Sari kwam kijken. Hotelgasten of toeristen die toevallig een strandwandeling maakten, maar ook buurtbewoners, gluurden nieuwsgierig door de altijd half openstaande en door de zilte zeewind prachtig verweerde deur die rechtstreeks uitzicht bood op de Indische Oceaan. Ik heb een zwak voor alles dat oud is. Een museumdweper, zoals je zou kunnen vermoeden. Op Bali kun je jezelf dan ook al snel voor de gek houden. Door het vochtige tropische klimaat lijkt ook een paar maanden oud beeld daar al snel antiek.
Op de onderste foto staat Putu Evie Suyadnyani, in groen geblokte sarong en wit t-shirt. Toen nog een meisje van een jaar of tien en de sterdanseres van de groep. Ze blonk uit in de dans van de condong uit de Balinese hofdans Legong Keraton Lasem (ikzelf neem hier overigens even een pauze, zittend rechts achter naast een bevriende Japanse dansstudente). Het was hier overigens ook dat ik er, na enkele weken op Bali te zijn, achter kwam waarmee de danseressen voor een optreden de witte stippen op hun gezicht aanbrachten; met Pepsodent, (toen zowat het enige merk tandpasta)!
Zo’n tien later bracht ik nog eens bezoek aan het hotel om te kijken of er nog lessen werden gegeven. Dit was helaas nog maar mondjesmaat het geval. Maar het ergst vond ik dat de oude gamelan er niet meer stond. Veel spelers waren inmiddels overleden en er was weinig interesse onder de jeugd te bespeuren. Dat was overigens niet het enige dat er veranderd was. Ook reden er nauwelijks nog bemo’s in Sanur (soort bestelbusjes die dienen als openbaar vervoer, je houdt ze aan met je hand en als je wilt uitstappen roep je gewoon “stop, Pak!’). Destijds namen we voor tweehonderd Rupiah de bemo vanuit het Art Centre (Taman Budaya) in Denpasar en reden er in tien minuten naartoe.
Maar er was meer. Inmiddels bleek Evie goed en wel getrouwd met een muzikant/musicoloog uit Nieuw-Zeeland! Samen besloten zij een eigen conservatorium voor Balinese dans en gamelan op te richten in Sanur: Mekar Bhuana. Ze zetten zich in voor het behoud van dans- en muziekstijlen die verloren dreigen te gaan. Zo sporen ze antieke gamelans op die anders waarschijnlijk zullen worden omgesmolten tot een modern Gong Kebyar-orkest. Vervolgens restaureren ze de instrumenten en doen ze veldonderzoek naar het bijbehorende repertoire. Hier kun je als buitenlander ook lessen volgen.
De tijd staat uiteraard niet stil. Maar gelukkig zijn er ook die het belang van traditie voor het nageslacht inzien. Toch is het hotel zijn vroegere glans niet helemaal kwijt. Iedere eerste en derde zaterdag van de maand vindt er in de avonduren een dansvoorstelling plaats. En die is gelukkig niet alleen voorbehouden aan voor de gasten van het hotel, want een overnachting in dit romantische oord ligt voor de meesten onder ons buiten bereik van de portemonnee. Tenzij je ergens nog een oude sok hebt liggen.
De Stichting Indisch Erfgoed (SIE) organiseert van zondag 30 juni tot en met zaterdag 20 juli 2013 de “Apeldoornse Indische Zomer”. Het gevarieerde programma omvat de tentoonstelling “Indisch Erfgoed in Apeldoorn” en talloze lezingen, workshops en films in het ACEC-gebouw aan de Roggestraat 44 in Apeldoorn.
Het volledige programma van de Apeldoornse Indische Zomer 2013 kunt u hier downloaden. Zie voor meer informatie ook: www.indischerfgoed.nl
Aafke de Jong van DwiBhumi, tevens lid van SIE, zal op zondag 7 juli van 14:30 tot 16:00 uur een workshop Balinese dans geven voor iedereen vanaf 7 jaar (gratis toegang).
Op dinsdag 16 juli geeft Aafke de Jong een lezing over Balinese offerandes, met als titel “Sekala en Niskala; zichtbare uiting van een onzichtbare wereld” (van 19:30 tot 20:30 uur, entree 5 Euro).
Overige informatie: Openingstijden tentoonstelling: wo. t/m zo. van 12:00 tot 17:30 uur. Tentoonstelling vrije entree.
Voor alle lezingen geldt een toegangsprijs van 5 Euro.
Bijwonen film in Podium & Filmtheater Gigant: 8,50 Euro. Kaarten voor films aan de kassa van Gigant: Nieuwstraat 377, Apeldoorn, tel: 055-5216346.
Voor verdere informatie over het programma kunt u zich wenden tot Frans Sulilatu (bestuurslid SIE), tel. 055-5335662 of 06-48580558, e-mail: wfsgs@hetnet.nl
Misschien niet direct voor de hand liggend, maar daardoor des te verrassender: de redactie van het online Vakblad voor Orientaalse dans ‘Raqs wa Risala’ vroeg mij een artikel over Balinese dans te schrijven voor hun laatste editie.
En er is meer aandacht voor Indonesische dans in deze aflevering (3 juli, jaargang 6, nr. 34). Bijvoorbeeld voor de dansfilm ‘Sang Penari’ van regisseur Ifa Isfansyah. Het betreft hier een verfilming van de trilogie ‘Ronggeng Dukuh Paruk’ (1982) van de schrijver Ahmad Tohari, die dit jaar opnieuw in een Nederlandse vertaling verscheen onder de titel ‘Dansmeisje uit mijn dorp’ (Uitgeverij De Geus). Ook bezocht de redactie dansvoorstellingen – en workshops tijdens het afgelopen Tong Tong Festival.
Lees het artikel of gewoon dan ook direct maar het gehele nummer hier en bekijk hun website. Erg leerzaam en interessant om eens een uitstapje te maken naar weer andere (dans)culturen!
Balinese dansgroep, Balinese dans, Indonesische dansgroep, Indonesische dans, dansworkshops, lezingen, culturele workshops, verhuur Balinese decoratiematerialen, Balinese catering, cursus bahasa indonesia den haag, Balinese bruiloften en evenementen in Nederland en Belgie