Dit jaar staat DwiBhumi voor de derde keer achtereenvolgens met een eigen dansprogramma op het jaarlijkse Tong Tong Festival van de Tong Tong Fair (voorheen Pasar Malam Besar) op het Malieveld in Den Haag! Speciaal voor dit festival brengen we een nieuwe dans ten tonele: de Tari Kembang Girang. Ook danst Aafke de Jong het duet Oleg Tambulilingan met danser I Nyoman Sura die speciaal uit Bali overkomten doen we mee aan een “gado-gado-imrovisatie” met moderne dans en Balinese invloeden.
Kijk hieronder voor de agenda. Voor het hele programma en het verkrijgen van toegangsbewijzen, zie ook: www.tongtongfair.nl
Voor wie naar ons wil komen kijken:
maandag 27 mei (13:30 uur en 19:30 uur, Tong Tong Podium): optredens Balinese dans (DwiBhumi) en Sundanese dans (InaDance)
dinsdag 28 mei (12:15 uur, Tong Tong Podium): optreden Balinese dans van DwiBhumi en I Nyoman Sura uit Bali
dinsdag 28 mei (13:30 uur, Bengkel/workshopruimte): improvisatie o.l.v. Manuela Biesheuvel met moderne en Indonesische dansvormen (open repetitie met dansers van o.a. DwiBhumi: Roxanne Spijkers (zie foto boven), Aafke de Jong en het gelegenheidstrio Sang Penari: dansers Agung Gunawan, Daesylina Da Ary en I Nyoman Sura uit Indonesië.
dinsdag 28 mei (19:00 uur, Bintang-Theater): Gado-gado, optreden dans en film van Manuela Biesheuvel, i.s.m. Sang Penari (dansers uit Indonesië) en DwiBhumi.
zondag 2 juni (16:00 uur, Bengkel/workshopruimte): workshop Balinese offerandes maken van o.a. bloemen, fruit en jajan (o.l..v.Aafke de Jong)
Terugblik: Het Tong Tong Festival had in 2010 drie wereldberoemde Balinese dansmeesters te gast: Ida Bagus Oka Wirjana (1929), Jero Made Puspawati (1932) en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi (1939).
Aafke de Jong interviewde deze drie Seniman Tua, senior dansmeesters – onder wie maar liefst twee van haar docenten op Bali – in het Bibit-Theater, en maakte voor ‘De Sobat’, het magazine voor Vrienden van Stichting Tong Tong (jaargang14, nr. 3), een uitgebreid verslag, dat nu ook hier is terug te lezen.
Dancing out of Bali – Aarzelend loopt het gerenommeerde drietal door het smalle gangpad naar voren. Onder hun wollen winterjassen schijnt de zon: kleurrijke tempeldracht in fel oranje, paars en gouddraad. Het publiek, dat lang van tevoren al in grote getale is toegestroomd, verwelkomt hen met een luid applaus. De spanning is van de gebruinde gezichten af te lezen. Gracieus en met kaarsrechte rug nemen de dansers plaats achter de microfoon. Op tafel ligt het boek ‘Dancing out of Bali’, met op de cover een foto van danseres Ni Gusti Ayu Raka Rasmi uit 1952, in de rol van de kwaadvoorspellende zwarte raaf uit de hofdans Legong Kraton Lasem. Ze was toen slechts twaalf jaar.
Hindoeïstisch Bali – Ik besluit het interview te beginnen à la Jörgen Raymann, met de vraag: “Wie was uw moeder en wie was uw vader?”, in de hoop hen op een voor het publiek interessante en voor de hoofdpersonen gepaste manier te introduceren. De drie dansers komen uit totaal verschillende gezinnen, alleen al omdat zij een andere kaste-achtergrond hebben, wat in het Hindoeïstische Bali de sociale omgangsvormen voor een groot deel bepaalt. Hoe verschillend ook, bij alledrie waren het de ouders die hen van jongs af aanspoorden om te gaan dansen.
Ida Bagus Oka Wirjana – Ida Bagus Oka Wirjana (1929), alias Gus Aji Belangsinga, is afkomstig uit de hoogste kaste, Brahmana genoemd. Als hij hogepriester zou zijn geworden, vertelt hij, had hij geen (internationale) danscarrière kunnen nastreven. Hij somt de namen op van de landen waar hij al op het podium stond. De lijst is zo lang dat ik het met vertalen niet meer bij kan houden. Alleen Nederland stond nog op zijn wensenlijstje. Later, in het Bintang Theater, zal hij ons meerdere malen versteld doen staan. Boven de tachtig en nòg veert hij schijnbaar moeiteloos in en uit de kenmerkende kleermakerszit van de kebyar duduk, zoals de dans heet (duduk = zitten).
Kaste-systeem – Het Balinese kaste-systeem is een nogal gevoelig onderwerp en voer voor vooroordelen. Om de link naar dans en theater te maken, heb ik twee dansmaskers meegenomen; één van een koning en één van een dienaar. Gus Aji, die overigens van zijn twee vrouwelijke collega’s steeds de microfoon in handen gedrukt krijgt – hij is immers niet alleen de oudste van het drietal, maar ook nog eens een man èn afkomstig uit de hoogste kaste – staat op en pakt als eerste het masker van de Dalem, de vorst. Hij danst een korte, sierlijke bewegingsfrase die zacht voortkabbelt, maar tegelijkertijd de waardigheid van het karakter benadrukt. Daarna neemt hij het masker van de panasar, de dienaar, en houdt het voor zijn gezicht. Hij maakt een paar komische en ietwat ongecontroleerde bewegingen. De taak van de panasar is het vertalen van hetgeen door de hogere figuren gezegd wordt, maar ook het leveren van commentaar op wat er in de samenleving speelt. Gus Aji spreekt het publiek van achter zijn masker toe in opzettelijk gebroken Engels. Hiermee laat hij in een paar seconden op treffende wijze zien hoe de sociale hiërarchie ook in het Balinese theater speelt.
Raja of geen raja– Over het algemeen is het op Bali gebruikelijk dat iemand van hoge komaf ook in het theater de rol van de koning op zich neemt. In de praktijk blijkt echter dat als je als jaba, persoon uit de laagste kaste (sudra), kwaliteiten hebt om een elegante prins te vertolken, dit geen enkel probleem is. Andersom zijn er ook wel ksatrya’s, leden van de vroeger regerende kaste en krijgers, die, wanneer zij een bijzonder gevoel voor humor blijken te bezitten, de ‘gewonere’ clownsrollen op zich nemen. Voor de Balinezen is het concept dat alles afhankelijk is van desa (plaats), kala (tijd) en patra (situatie) altijd en overal van toepassing.
Ogen als handelsmerk – Gus Aji heeft zeventien kinderen van twee echtgenotes en is opa van een bijna ontelbare schare cucu’s (kleinkinderen). Hij is 81 jaar maar zijn ogen fonkelen nog steeds. Ogen die zijn handelskenmerk zijn geworden: Gus Aji staat bekend om zijn eigen versie van de seledet, een oogbeweging die in de Balinese dans veelvuldig voorkomt. Normaal gesproken kijk je in zo’n seledet met je ogen wijd geopend naar de linker of rechter ooghoek en dan weer terug naar het midden, zonder te knipperen. Gus Aji kan deze beweging echter ook in hoog tempo van boven naar beneden uitvoeren. Als ik hem vraag of hij dit misschien aan ons zou willen voordoen, beginnen zijn ogen alweer te glimmen.
Jero Made Puspawati – Ni Made Rupawati (1932), zoals zij aanvankelijk heette, is de dochter van een populaire Janger-danseres die haar de basisbeginselen van de Balinese dans leerde. Toen de vorst van Denpasar, de hoofdstad van Bali, de jonge en talentvolle Made zag dansen, vroeg hij haar ten huwelijk. Het was ongepast om te weigeren en Made werd zijn tweede vrouw. Vanaf dat moment noemde men haar Jero Made Puspawati; Jero – letterlijk: “binnen” – is de titel die vrouwen van lagere komaf krijgen als ze met iemand uit een hogere kaste trouwen. Zo werd zij als het ware een “insider”.
Gedragscodes – Op de vraag of haar leven veranderde toen ze in de puri (= paleis) kwam wonen, en zo ja, hoe, antwoordt Ibu Jero aarzelend: “Ja, het werd inderdaad anders.” “Maar hoe dan?”, vraag ik. “Tsja, gewoon….anders!”
Ik kan mij niet aan het gevoel onttrekken dat zij er bewust voor kiest hierop niet verder in te gaan om haar collega’s uit de hogere kaste te ontzien, Het leven in een puri brengt nogal wat gedragsregels met zich mee. Aan haar leerlingen vertelt ze wel eens op lachende toon dat “zij zo naïef was geweest ‘ja’ te zeggen”, want na haar huwelijk werd het haar door haar echtgenoot verboden in de schijnwerpers te staan en mocht zij alleen nog lesgeven. Iets wat zij tot op de dag van vandaag met passie doet. Haar vakkundigheid brengt dansstudenten uit de hele wereld naar haar paleis.
Cross gender-dansen – Haar specialiteit zijn de bebancihan-dansen, de zogenaamde cross-genderdansen, waarin vrouwen mannenrollen dansen. Op deze manier veroverden vrouwen vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw langzaam maar zeker het podium, dat tot dan toe het domein van mannen was. In kleding die grotendeels uit onderdelen van een mannendanskostuum bestaat, zoals de speciaal gedrapeerde kain, lange (dans)rok en specifieke hoofddoek, udeng, was het voor vrouwen wèl acceptabel om in de spotlights te treden. Dit is althans één van de in omloop zijnde theorieën over het feit dat vrouwen pas relatief laat terrein veroverden in de Balinese theaterwereld. Maar was dit niet ook zo in bijvoorbeeld het Europese klassieke ballet?
De juiste positie – Een jonge vrijwilligster uit het publiek in het Bibit-Theater laat zich door Ibu Jero in de basishouding (agem) van de Balinese vrouwendans wringen. Want dat is het letterlijk. Ieder lichaamsdeel wordt door de hand van de meesteres in de juiste positie gekneed. Ibu Jero vertelt dat het lesgeven tegenwoordig minder serieus wordt genomen dan in haar tijd en ze vindt het waardevol dat haar docenten haar nog met de harde hand hebben aangepakt. Soms gebruikten zij zelfs een stok, waarover haar rug naar achteren werd gebogen. Zelf is Ibu Jero veel milder. Ze vindt dat leerlingen met serieuze intenties de dans ook op een manier kunnen leren die bij deze tijd past. Bovendien wil ze studenten uit het buitenland niet afschrikken, want het zijn juist vooral deze buitenlanders die geïnteresseerd zijn in de oudere Balinese dansen, haar specialisatie. De jeugd van Bali, zegt Ibu Jero, houdt zich tegenwoordig namelijk meer bezig met populaire tari Disko (discodans), die je snel kunt leren, of met nonton tipi (televisie kijken).
Geduld – Ondertussen voelt de vrijwilligster zich niet echt gemakkelijk op het podium. Ellebogen boven de schouders, vingers naar het plafond gericht, voeten naar buiten gedraaid, knieën in gebogen positie, rug hol, maar wel met je buik ingehouden… en dan natuurlijk niet vergeten adem te halen…. En dat alles met een glimlach om je lippen, alsof het geen enkele moeite kost. Het leren van Balinese dans vergt veel geduld. Na veel gelach en een bemoedigend applaus van het publiek mag onze vrijwilligster weer gaan zitten.
Ni Gusti Ayu Raka – Ni Gusti Ayu Raka (1939), de jongste van de drie, heeft een ander uniek levensverhaal. Wonende tegenover de puri Mandala in het dorp Peliatan (bij Ubud), was zij als kind bevriend met de twee dochters van de Anak Agung, Oka en Anom, beiden ook jonge dansers. En juist met deze raja had John Coast (impresario en schrijver van o.a. ‘Dancing out of Bali’) het plan opgevat een groep gamelanmusici en dansers te trainen voor een tournee door de VS en Europa. Raka bleek een natuurtalent en had al een goede technische basis.
Flirtende bijen – Bali’s bekendste choreograaf, I Ketut Maria (ook vaak Mario, aangezien in het Balinees de eindklank “a” als een soort “o’ wordt uitgesproken) uit het district Tabanan, maakte op verzoek van John Coast speciaal voor de kleine Raka en de minstens tien jaar oudere danser Sampih het duet Oleg tambulilingan, over twee flirtende bijen die in een tropische tuin een verleidingsdans uitvoeren. Het duet was toentertijd vrij gedurfd, aangezien de vrouwelijke danser haar armen ver boven het hoofd hief. Voordien reikten de armen niet hoger dan de schouders.
Ed Sullivan Show – Op recent ontdekte zwart-wit filmbeelden van de tournee zien we een zeer jonge, fragiel ogende Raka met sierlijke passen de toneeltrap van de Ed Sullivan Show aflopen. De dans die zij en haar partner Sampih daar uitvoeren, is vele malen expressiever èn heeft een hoger tempo dan de hedendaagse variant. De hand van choreograaf Ketut Mario is hier duidelijk aanwezig, wat valt af te leiden uit films uit de jaren ’30 waarin Mario zelf danst. De stijl is, misschien ongedacht, een stuk vrijer dan we tegenwoordig zien.
In de workshop tijdens het Tong Tong Festival 2010, leert Ibu Raka Nederlandse dansstudenten de originele versie uit de jaren ’50. De dans behoort inmiddels tot het stockrepertoire van Balinese danseressen, al staat de hedendaagse stijl ver af van het oorspronkelijke materiaal van Mario. Zo houdt de vrouwelijke danser haar bovenlichaam in de Zuid-Balinese versie bijna horizontaal. Zo blijkt maar weer dat zelfs op het relatief kleine Bali de verschillende regio’s veel moeite doen om zich van elkaar te kunnen onderscheiden en zich een eigen identiteit aan te kunnen meten. Ibu Raka laat met veel elegantie de verschillen zien, waarop er weel veel ‘oooh’s’ en ‘aaah’s’ uit de zaal te horen zijn.
Op de vraag of haar ouders niet bang waren hun 12-jarige dochter op tournee naar het buitenland te sturen, antwoordt Ibu Raka dat zij voornamelijk trots op haar waren en haar steunden in haar drang om te dansen en zich te ontwikkelen. een dergelijke kans krijg je niet vaak. Bovendien ging ze mee met de Anak Agung, zijn dochters en John Coast, dus ze was in goede handen.
Toch had de roem een keerzijde. Haar danspartner Sampih werd een jaar na terugkomst op Bali dood aangetroffen. Men vermoedt dat het om een jaloeziemoord ging, waarschijnlijk vanwege het kleine kapitaal dat de danser aan de tournee had overgehouden.
Momenteel zijn er nog slechts twee personen van die hele groep musici en dansers in leven, vertelt Ibu Raka. Al doe je aan “jam karet”, dan nog glipt de tijd door je vingers. Des te meer een goede keuze van het Tong Tong Festival deze drie Seniman Tua uit te nodigen naar Nederland te komen.
Intan Budaya Negeri Foundation – De senior kunstenaars Ida Bagus Oka Wirjana, Jero Made Puspawati en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi hebben met nog enkele andere oudere dansers een stichting voor het behoud van het oude dansrepertoire van Bali opgericht; de Intan Budaya Negeri Foundation. Zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de volgende generaties. De dansmeesters geven workshops aan jonge dansstudenten en treden zelf op als Seniman Tua Bali (of Seniman Werdha Bali), Balinese senior-kunstenaars. Het trio toont zich bezorgd over de toekomst van de Balinese dans, met name over de kwaliteit van de uitvoering. Jongeren hebben niet meer het geduld om langdurig te trainen en zich te verdiepen in de techniek en achtergrond van de dans, vinden ze. Volgens Gus Aji mist vooral taksu, oftewel: bezieling, eenwording met het karakter dat je als danser neerzet op het podium. Toen de Seniman Tua zelf les kregen, was er meer tijd voor oefening. Ook kregen ze vaak les van de choreograaf zelf en konden ze bijvoorbeeld vaker repeteren met een live gamelanorkest.
Gelukkig – Tot slot vraag ik aan Ibu Jero of zij het dansen voor een, grotendeels onervaren, Nederlands publiek anders ervaart dan het dansen tijdens een ceremonie in een tempel op Bali. “Het maakt geen enkel verschil”, zegt ze. “Als ik maar kan dansen, dan ben ik gelukkig!”
– Interview en tekst: Aafke de Jong (2010)
Wie de originele tekst en foto’s wil bekijken, surfe naar de website van de Tong Tong Fair (voorheen Pasar Malam Besar).
Op uitnodiging van Wereldtheater.nl (voormalig Tropentheater, onderdeel van het Tropenmuseum ) verzorgde een docent van DwiBhumi vandaag een aantal workshops Balinees danstheater voor de leerlingen bovenbouw van het Liemers College in Zevenaar.
Na een korte introductie en kennismaking met vier van de beroemde personages uit het van oorsprong Indiase verhaal – prins Rama, zijn vrouw Sita, de demonenkoning Rahwana en Hanoman, de aanvoerder van het apenleger – gingen de leerlingen zelf aan de slag. De opdracht was de Balinese dansbewegingen en het al eeuwenoude verhaal, dat zich in de loop der tijd over heel Azië heeft verspreid, naar hun eigen cultuur en tijd te vertalen.
Met behulp van enkele rekwisieten uit het Balinese danstheater, zoals expressieve maskers, pijl en boog, felgekleurde, met goudverf beschilderde sarongs en angstaan-jagend lange nepnagels, konden de leerlingen zich goed inleven in de verschillende personages uit de scene waarin prinses Sita wordt ontvoerd door de demonenkoning Rahwana. Zo blijkt een op het eerste oog onderdanige prinses best haar mannetje te kunnen staan. En zal een demon weliswaar altijd een demon blijven, maar kan hij toch ook “desperately in love” raken. En is ook een trotse kroonprins wel eens ten einde raad. Maar dat laatste komt heus wel weer goed, mits hij open staat voor de goeie tips van zijn vrienden…….
AANBIEDING: bij aankoop van een schilderij van de Balinese schilder I Gusti Putu Sana krijgt u nu het boek “The art of Bali: Reflections of Faith. The history of painting in Batuan, 1834-1994“ van Klaus D. Hohn (Pictures Publishers 1996, 204 p., ca. 285 ill.) ter waarde van minimaal 80 Euro cadeau (zolang de voorraad strekt)!
DwiBhumi haalde enkele jaren geleden een aantal werken van de Balinese schilder I Gusti Putu Sana uit Pengosekan, Midden-Bali, naar Nederland om hem en zijn familie te helpen in economisch moeilijke tijden. In 2007 werden de werken al tentoongesteld in Galerie “De Coninck” in ‘s-Graveland. De Stichting Indisch Erfgoed wijdde onder andere in 2009 in samenwerking met Museum Coda in Apeldoorn een tentoonstelling aan deze schilder.
Enkele van deze werken zijn nog te koop (inclusief lijst). De gehele opbrengst komt ten goede aan de schilder en zijn familie!
Klik hier voor meer informatie en voor foto’s van de schilderijen.
Neem voor bezichtiging en prijsinfo (tussen de 200 en 350 Euro) contact met ons op.
Op dit weblog en onze website kunt u meer lezen over onze activiteiten op het gebied van Balinese dans (en andere Indonesische dansvormen) en cultuur. Dank voor uw bezoek!
In 1968 presenteerde Indonesië’s roemruchte tweede president, Soeharto, het eerste van een reeks ‘Repelita’ (acroniem van Rencana Pembangunan Lima Tahun), zogenaamde vijfjarenplannen. Met behulp van deze plannen wilde zijn regering de bevolking van de diverse regio’s bewust maken van het belang van een eensgezinde natie. Om eventuele jaloezie tussen de verschillende eilanden van de archipel te voorkomen (Aceh heeft olie, Bali toerisme etc.), moest hun gezamenlijke historische achtergrond worden benadrukt. Zo werd de zeer gevarieerde regionale cultuur van het grote eilandenrijk ondergeschikt aan één nationale cultuur in wording.
Na het oprichten van conservatoria op onder andere Java en Bali eind jaren ’60, kreeg een aantal choreografen opdracht van overheidswege om massale dansproducties te maken voor grote podia. Tijdens deze Sendratari (weer een acroniem, ditmaal van seni (kunst), drama (drama/toneel) en tari (dans)) wordt ook vaak nu nog rond 17 augustus, Hari Raya Merdeka (nationale Bevrijdingsdag), de geboorte van de eenheidsstaat Indonesië met veel pracht en praal ten tonele gebracht. Een ander voorbeeld van opgelegd nationalisme vanuit de regering is het instellen van de Hari Pahlawan, nationale Heldendag, jaarlijks terugkerend op 10 november. Eén van de keer op keer gelauwerde helden is Untung Surapati, een Balinese slaaf die de sociale ladder steeds hoger beklom en het Nederlandse leger in de VOC-tijd een lesje leerde. Over hem dadelijk meer.
In de jaren volgend op het aftreden van Soeharto (1998) leek er meer ruimte te komen voor de afzonderlijke regio’s om hun eigen identiteit zichtbaarder te maken. Een tendens die momenteel over de hele wereld waarneembaar is en misschien juist wel door de mondialisering lijkt te worden aangewakkerd. Echter, zoals het zo vaak gaat in naties waar een dictator van zijn sokkel valt, is er vrijwel direct na die val sprake van algehele chaos en verwarring. Meerdere groeperingen wedijveren om de macht. Zo krijgt ook in Indonesië een fundamentalistisch Islamitische gedachtengang steeds meer voet aan wal en probeert er bijvoorbeeld een anti-pornowet door te voeren. Dit zou kunnen gaan betekenen dat Balinese vrouwen niet meer met hun doorzichtige kanten kebaya’s in tempels mogen verschijnen en dat danskostuums die de schouders onbedekt laten, zoals bij zeer veel Balinese (tempel)dansen het geval is, ‘not-done’ kunnen gaan worden. Bovendien zouden bepaalde heupwiegende bewegingen die in allerlei dansvormen over de gehele archipel voorkomen (met name in de populaire muziek- en danssoorten Jaipongan en Dangdut) als aanstootgevend kunnen worden ervaren en dus volgens menig imam verboden moeten worden. Tot nu toe blijft het echter bij een, weliswaar steeds heftiger wordende, discussie. De stem van het volk is vooralsnog te sterk. Maar je kunt je afvragen of het simpelweg een geval van is van ‘godsdienstvrijheid’ dat er vlak bij (en hoger gelegen dan) de Pura Ulun Danu, een van de belangrijkste Hindoe-tempels op Bali, een moskee is verrezen. En waarom er op de spandoeken van diverse bakso-kraampjes nu opeens ‘halal’ wordt vermeld. In reactie daarop is er dan natuurlijk meteen ook maar een ‘bakso Bali’-variant in het leven geroepen. Eentje met varkensvlees dus. Maar ik dwaal af.
Op welke manier laten Indonesische choreografen zich eigenlijk inspireren door hun nationale geschiedenis? Als voorbeeld neem ik de choreografie Legong Untung Surapati van Guruh Sukarnoputra, notabene de jongste zoon van Indonesië’s eerste president, Sukarno (of Soekarno), het boegbeeld van het nationalisme (ik geef toe, één voorbeeld is een beetje aan de karige kant, maar anders wordt het een nog langer verhaal… dit is internet, bedoelt om te zappen, dus u bent vast een van de weinigen die het leest, waarvoor ik u zeer erkentelijk ben).
Deze dans, kwa structuur, beweging en kostuums geïnspireerd op het klassieke, of traditionele zo u wilt, Balinese hofdansgenre LegongKeraton, vertelt het verhaal van een 17e eeuwse held die zich vanuit Bali als slaaf liet verkopen op een VOC-schip. Kapitein Moor had bewondering voor hem en gaf hem de bijnaam ‘Si Untung’ – ‘De Gelukkige’. In Batavia, het huidige Jakarta, aangekomen genoot hij in eerste instantie dan ook grote vrijheid. Op een dag echter begon hij een affaire met de dochter van de kapitein, Suzanne.
Dit moest hij bekopen met een gevangenisstraf. Untung wist te ontsnappen en maakte uit wraak met een bende heel Batavia onveilig. Toch won hij later het vertrouwen van de Nederlanders terug en werkte zich zelfs op tot luitenant van het VOC-leger. Hij speelde echter op listige wijze de sultan van Surakarta en de Nederlanders tegen elkaar uit, waardoor hij er uiteindelijk in slaagde het Nederlandse leger, dat onder leiding van kapitein François Tack stond, in de val te lokken. Hierna stelde hij zichzelf aan als Sultan van Pasuruhan. ‘De Gelukkige’ versloeg nog vele koninkrijken, maar stierf uiteindelijk toch een zeer ongelukkige, maar heldhaftige dood in een gevecht tegen de Nederlanders in 1706.
In zijn moderne Legong heeft Guruh op creatieve wijze gebruik gemaakt van allerlei props die er niet om liegen, zoals een pistool en een groot masker van een blanke man met baard, Kapitein Tack die er van langs krijgt voorstellende (zie foto hieronder). Er wordt door de spelers van het Balinese gamelan-orkest op trommels geroffeld en dansers dragen rood-witte sjerpen daar waar zij de Indonesische kant van het leger verbeelden. Rood en wit zijn immers de kleuren van de Indonesische vlag. Het is actie en drama ten top. Een sterk staaltje geschiedenis en vaderlandsliefde samenkomend op het toneel.
Als ik nu in de Tweede Kamer zat zou ik dus nog maar eens goed nadenken over het te hard dichtdraaien van de subsidiekraan voor kunst en cultuur…
Maar ook als Indonesiër anno twee-duizend-en-twaalf kun je niet om Untung Surapati heen. Zo heeft Jakarta een universiteit naar hem vernoemd en dragen wegen op de diverse eilanden zijn naam. Tevens schittert hij als hoofdrolspeler in stripverhalen en televisiedrama’s. Je komt hem zelfs tegen als personage in de gelijknamige roman van Melati van Java (pseudoniem voor Nicolina Maria Sloot), een Indische schijfster uit het voormalige Nederlands-Indië (zie bijvoorbeeld www.damescompartiment.nl).
Jammer dat ik u momenteel bovenstaande dansscène, met onder andere de onlangs gehuldigde danseres A.A. Ayu Bulantrisna Djelantik, schuldig moet blijven, daar ik mijn video-band van de voorstelling nog moet laten digitaliseren. Hopelijk duurt dat niet lang meer. Vooralsnog mijn excuus!
Nog een, haast beschimmelde, foto uit de oude doos. Tijdens het Pesta Kesenian Bali (PKB) in 1994, het jaarlijkse Art Festival in het schitterende complex van Taman Budaya Bali, Denpasar, waar ik destijds vlakbij woonde, mocht ik, samen met een danser van het ensemble Printing Mas, de Balinese dans van de flirtende bijen Oleg Tambulilingan uitvoeren. Andere danseressen fluisterden mij tijdens het repetitieproces in de bale banjar (open wijkgebouw) steeds benijdenswaardig toe dat ik de verleidingstechnieken van deze Balinese Casanova zeker niet zou kunnen weerstaan.
Maar na een solo van tien minuten, waarbij je in een continue diepe kniebuiging moet staan en je met je bovenlijf bijna horizontaal zijwaarts gebogen moet blijven, staat je hoofd uiteraard nergens anders meer naar dan hoe de resterende vier minuten van de dans te overleven. En dan maar blijven glimlachen naar je mannelijke danspartner die dan pas, en nog geheel onbezweet, ten tonele verschijnt!
Maar eerlijk is eerlijk, in zo’n prachtige setting dans je niet vaak, en al zeker niet in Nederland. En ook niet voor zo’n kritisch publiek van louter kunstminnende Balinezen! Een echte vuurdoop dus. Bovendien door een live gamelan-orkest begeleid, wat veel opzwepender is dan muziek van cd waar we het hier in Nederland vaak mee moeten doen.
Ik werd aangekleed door twee Balinese vrouwen die mij blijkbaar nog niet lang genoeg vonden en dus mijn gelungan (hoofdtooi) met gouden bloemen extra hoog maakten…. en dus ook extra zwaar! In die tijd had ik pas een jaar les gehad en was dit dus een ware beproeving. Maar zeker ook een hele eer om uitgenodigd te worden.
Dank en hulde aan mijn docente Ibu Jero Made Puspawati die zich met recht een Seniman Tua of Seniman Werdha, titel voor senior Balinees danskunstenaar, mag noemen!
Wil je eens kijken hoe een Balinese Oleg Tambulilingan-dans eruit ziet? Kijk dan bijvoorbeeld eens op onze video-pagina,
Zag vandaag in mijn archief deze foto van vijf jaar geleden voorbij komen. Vollenhove houdt traditiegetrouw jaarlijks op de laatste zaterdag in augustus een groots bloemencorso. In 2007 was het thema “Reisgenoten” en de bouwgroep ’t Jakan koos ervoor zichzelf dit jaar eens extra uit te dagen. Geinspireerd door de cultuur van Bali kwam men op het idee een spectaculair Balinees hanengevecht in bloemen te vatten. Is er iets tegengestelder dan dat? Nee, het lijkt er op dat de bedenker van dit idee de cultuur van Bali juist goed heeft doorgrond; het ene kun je niet los zien van het andere. Er bestaat immers geen dag zonder nacht, geen zwart zonder wit, geen hoog zonder laag.
De regels voor de Bhuta Yadnya, ceremonies voor de bhuta’s en de kala’s – geesten die aan het negatieve spectrum van het compas staan – schrijven voor dat er vers bloed van dieren moet worden vergoten om hen tevreden te stellen en om zo weer balans in het leven te brengen of de bestaande balans in stand te houden. Vandaar dat de zogenaamde tajen, hanengevechten, oogluikend door de politie worden toegestaan. Helaas gaan hieraan, behalve de verliezende hanen die regelrecht in de wok belanden, ook vele families ten onder. Er wordt door toeschouwers namelijk flink op los gegokt.
Offers waarin gekookt voedsel zit verwerkt zijn daarentegen bestemd voor de goden, die aan de andere kant van het spectrum staan. Net als in de Balinese dans zelf dus, waarin de meeste bewegingen aan 2 kanten, rechts en links, worden uitgevoerd. Ook de basishouding van de dans, agem genoemd, is eigenlijk een gevecht om in balans te blijven, met het lichaamsgewicht steeds steunend op slechts 1 been tegelijk, terwijl het andere alleen de grond raakt, voor het evenwicht.
Dat de uitvoering van de bloemenwagen alom werd gewaardeerd blijkt uit het feit dat we die dag de derde prijs behaalden. Nou ja, alle roem gaat uiteraard naar de werkers van ’t Jakan, want wij als danseressen stonden weliswaar de hele dag met ons mouwloze kostuum in de wind, maar hoefden niet veel meer te doen dan met onze waaiers naar de omstanders te wuiven.
Bronbeek organiseerde in samenwerking met de Stichting Indisch Erfgoed op 4 november 2012 een themadag over Balinese cultuur met lezingen door Henk Schulte Nordholt en Hedi Hinzler, een interview met Marion Bloem door Bert Paasman en een Balinese hofdans van DwiBhumi.
Velen kennen Bali louter als toeristisch oord, waar je de heerlijkste cocktails kunt drinken terwijl je je vergaapt aan de balanceertrucs van de gespierde en gebruinde torso’s van roemruchte Balinese Beach Boys. Maar Bali is natuurlijk meer!
Zo belichtte Henk Schulte Nordholt in zijn lezing, gebaseerd op zijn boek “Bali, an open fortress, 1995-2005” (Kitlv Press, 2007), de vele uitdagingen waar het eiland op het gebied van met name natuur en religie voor staat. Hedi Hinzler bracht heden en verleden samen door in te gaan op het oude Balinese opera-genre Gambuh, dat momenteel nieuw leven ingeblazen wordt. In Gambuh worden door een grote groep acteurs/dansers/zangers de verhalen over prins Panji uit de Javaanse Malat-cyclus vertolkt. Panji is een dolende ridder, altijd en eeuwig op zoek naar de liefde. De Balinesen hebben deze verhalen uiteraard in een Balinees jasje gestoken.
Hier konden wij met onze gedanste hofdansscene uit de Malat, over de koning van Lasem die prinses Langkesari wil schaken, mooi bij aansluiten (video Legong Keraton Lasem). Fijn om van de gelegenheid gebruik te mogen maken onze dans van te voren in te leiden en wat bewegingen toe te lichten. Menigeen liet weten dit erg op prijs te stellen omdat men zo het gedanste verhaal beter kon volgen.
Tijdens de pauze, die in het teken stond van het heerlijke Indische buffet verzorgd door de Kumpulan op Bronbeek, liet Hedi Hinzler enkele oude films over Bali zien, waaronder “Legong, dance of the Virgins”. Hierin komen op bijzondere en voor de huidige tijd tevens hilarische wijze, westerse romantiek en Balinese cultuur, gamelan en o.a. pianomuziek, samen.
Na de break, waarin het publiek tevens het Museum Bronbeek kon bezoeken, interviewde literatuurwetenschapper (koloniale en postkoloniale literatuur) Bert Paasman schrijfster Marion Bloem over haar ervaringen op Bali en haar meest recente boek “Een meisje van honderd”.
Jammer dat wij als dansers na afloop altijd weer naar de kleedruimte moeten terugkeren. De kans is dan groot dat vrienden en bekenden alweer huiswaarts zijn gegaan! Maar tijdens dit soort dagen weten we in ieder geval weer waarom we zo van Bali houden…
De meesten van de dansers van DwiBhumi hebben een professionele dansopleiding gevolgd in Indonesie en/of Nederland. Onder onze dansers bevinden zich ook dansers die gespecialiseerd zijn in andere Indonesische dansvormen, zoals Javaanse dans en Sumatraanse dans en tevens (Westerse) moderne dans.
Woon een optreden of workshop bij! – Wij vinden het leuk kennis met u te maken. U bent dan ook altijd welkom om een optreden of workshop van ons bij te wonen. Kijkt u hiervoor onder het kopje nieuws op deze website. Op sociaal media zijn onze meest recente nieuws rondom onze dans optredens en workshops;
DwiBhumi is een van de weinige in Balinese dans gespecialiseerde gezelschappen in Nederland. Het is onze passie om de sfeer van Bali onder andere door middel van onze dans dicht bij ons publiek te brengen en u zo het gevoel te geven u even echt op Bali te bevinden.
Bali kent veel verschillende dansvormen voor diverse situaties, zoals religieuze (tempel)festivals, overgangsrituelen, waaronder huwelijken en crematies of begrafenissen, maar ook bijvoorbeeld voor artfestivals en danswedstrijden.
Door op de foto’s hieronder te klikken kunt u meer lezen over de Balinese dansen die DwiBhumi onder andere uitvoert. Ook hier in Nederland kunt u dus van de feestelijke warmte van Bali genieten!
Indien gewenst kunnen wij, naast Balinese dansen, ook dansen uit andere delen van Indonesië, zoals West, Midden en Oost Java verzorgen.
Wilt u verder gaan dan alleen Balinese dansen, dan kunnen wij u ook helpen bij de invulling van uw (bedrijfs)feest of bruiloft in de sfeer van Bali. Kijkt u gerust verder op onze website voor meer inspiratie!
Ook nieuwsgierig geworden? Neem gerust contact met ons op.
Balinese dansgroep, Balinese dans, Indonesische dansgroep, Indonesische dans, dansworkshops, lezingen, culturele workshops, verhuur Balinese decoratiematerialen, Balinese catering, cursus bahasa indonesia den haag, Balinese bruiloften en evenementen in Nederland en Belgie