In het kader van de Apeldoornse Indische Zomer van de Stichting Indisch Erfgoed (SIE) gaf ik afgelopen week een lezing over Balinese religie en de daarmee gepaard gaande cultuur van het maken van offerandes. Niet iedereen die zich had aangemeld kwam daadwerkelijk opdagen (het was dan ook ongekend warm voor Nederland), maar of je nu een verhaal houdt voor twee mensen of voor vijftig, je doet gewoon je ding. Bovendien, een klein gezelschap biedt vaak meer ruimte voor discussie en vragen. Vertellen over Bali is nu eenmaal iets dat ik graag doe en het bewuste eiland steekt als ik niet uitkijk zowat in ieder dagelijks gesprek de kop op. Familie en vrienden slaken waarschijnlijk inmiddels een inwendige zucht als ik weer begin met: “Maar op Bali……”.
Helaas liet mijn toch al beperkte technische kennis mij ook ditmaal geheel naar verwachting in de steek, waardoor ik mijn Powerpoint-presentatie niet beeldvullend op het diascherm kreeg. Er waren verder ook geen Apple-kenners in de zaal. Ik zag door dit mankement het effect van mijn met liefde uitgekozen foto’s met zeker vijftig procent afnemen. Gelukkig bestaat er zoiets als een Mac-Helpdesk (24 uur per dag telefonisch bereikbaar!), waardoor dit probleem zich in de toekomst niet meer voor zal doen.
Door middel van veel dia’s en materialen uit Bali probeerde ik het publiek mee te nemen naar de gedachtenwereld van de Balinezen, die er een eigen vorm van Hindoeïsme, heel anders dan in bijvoorbeeld India, op na houden. Ik hoop dan ook dat na afloop iets duidelijker is geworden waarom er op Bali iedere dag en keer op keer nieuwe offerandes, groot en klein, gemaakt dienen te worden. Kort gezegd heeft dit alles te maken met het geloof in een wereld van geesten en goden en het hiernamaals. Op de foto van offerschrijntjes bij de stalletjes van marktkoopvrouwen hieronder wordt direct zichtbaar hoe belangrijk de verbintenis is van Balinezen met de onzichtbare wereld (niskala). En dit is uiteraard slecht een voorbeeld.
Vrijwel alle aanwezigen hadden al eens een bezoek aan Bali gebracht en vragen kwamen dan ook onmiddellijk los. Want echt gemakkelijk is het over het algemeen niet om daar ter plekke een antwoord te ontfrutselen aan bijvoorbeeld de schoonmaakster van je hotelkamer. De cultuur is er meer één van doen in plaats van analyseren. Er heerst een soort algemeen bewustzijn dat het maken van offerandes onontbeerlijk is voor het in balans houden van de orde in de kosmos en dus in je eigen leven. Zo deden de voorouders het en hun voorouders ook, dus zo moet het zijn. En wat die offerandes dan allemaal betekenen, daar heb je specialisten voor (tukang banten) en natuurlijk de pedanda, hogepriesters. De rest van de bevolking antwoordt vaak simpelweg met “Mula keto”, “Zo gaat het hier nu eenmaal”! Niet omdat ze geen zin hebben om je te woord te staan, maar omdat ze je het antwoord waarschijnlijk daadwerkelijk schuldig moeten blijven. Rituelen bestaan nu eenmaal bij de gratie van de precieze uitvoering ervan. En wees eerlijk, wie in Nederland staat er nu telkens stil bij de betekenis van Pinksteren, Pasen, en Goede Vrijdag?